Advocaat-generaal Szpunar concludeert dat art. 9 Btw-richtlijn geen grondslag vormt om de hoedanigheid van belastingplichtige te weigeren aan een persoon die organisatorisch, economisch of financieel verbonden is met een andere persoon. Onder voorwaarden kunnen zelfstandige belastingplichtigen als één belastingplichtige worden aangemerkt.

De Oostenrijkse familie Nigl is al jarenlang actief in de wijnbouw. In de loop der jaren zijn er drie maatschappen ontstaan en een vennootschap met beperkte aansprakelijkheid (Weingut Nigl GmbH). De maatschappen produceren hun eigen wijn op hun eigen grondstukken, maar de wijn wordt onder de naam ‘Nigl' verkocht. Weingut Nigl GmbH houdt zich met name bezig met de verkoop van de wijn in naam en voor rekening van de drie maatschappen. Zij produceert ook wijn in eigen naam uit de druiven die zij bij de drie maatschappen betrekt. De vier vennootschappen zijn vanaf de oprichting geregistreerd als afzonderlijke belastingplichtigen voor de btw. In 2012 stelt de Oostenrijkse fiscus echter dat de drie maatschappen met ingang van 2005 moeten worden behandeld als één enkele onderneming en dus als één enkele belastingplichtige voor de btw. De fiscus legt vervolgens een reeks naheffingsaanslagen op aan de familie Nigl, en beperkt daarnaast de geldigheid van hun btw-identificatienummers. De Oostenrijkse rechter heeft prejudiciële vragen in deze zaak gesteld.

Advocaat-generaal Szpunar concludeert dat art. 9 Btw-richtlijn geen grondslag vormt om de hoedanigheid van belastingplichtige te weigeren aan een persoon die organisatorisch, economisch of financieel verbonden is met een andere persoon. De A-G merkt hierbij wel op dat dan als voorwaarde geldt dat die band niet op een in art. 10 Btw-richtlijn bedoelde rechtsverhouding berust. Verder merkt de A-G nog op dat zelfstandige personen, onder voorwaarden, tezamen als één belastingplichtige mogen worden aangemerkt (art. 11 Btw-richtlijn). Daarvoor is dan wel vereist dat er sprake is van een uitdrukkelijke rechtsgrondslag in de nationale rechtsorde, die is ingevoerd na voorafgaande raadpleging van het Btw-Comité. Het is volgens de A-G dan aan de nationale rechters om vast te stellen of een dergelijke grondslag in het nationale recht bestaat en of hij in het concrete geval toepassing vindt. Ook merkt de A-G nog op dat zelfstandige belastingplichtigen met terugwerkende kracht als één belastingplichtige kunnen worden aangemerkt, maar dat dan wel is vereist dat deze personen de rechten die zij ontleenden aan de hoedanigheid van afzonderlijke belastingplichtigen hebben misbruikt.

[Nieuwsbron]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Europees belastingrecht, Omzetbelasting

Instantie: Hof van Justitie van de Europese Unie (Advocaat-Generaal)

Editie: 1 juli

3

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen