Belanghebbende, X, geeft in zijn aangifte IB 2015 ruim € 18.400 als loon of uitkering ziektewet aan. Kort daarop doet hij opnieuw aangifte en geeft hij die inkomsten niet meer aan. Dit omdat het bedrag dat hij van het UWV heeft ontvangen, al is teruggevorderd zodat hij per saldo niets van het UWV heeft ontvangen. X stelt dat hij de ZW-uitkering niet heeft genoten. De inspecteur meent van wel en stelt zich op het standpunt dat de ZW-uitkering niet aan het UWV is terugbetaald maar door X is opgesoupeerd.
Rechtbank Den Haag oordeelt dat de inspecteur zich terecht op het standpunt stelt dat de ZW-uitkering geacht wordt te zijn genoten op het tijdstip waarop zij is ontvangen. X heeft de uitkering in 2015 ontvangen dus is de uitkering terecht in de heffing van IB betrokken. X heeft tijdig bezwaar gemaakt tegen de terugbetaling van de uitkering zodat de terugvordering in 2015 nog niet definitief vaststaat. Omdat X niet, laat staan binnen een redelijke termijn, tegenover het UWV blijk heeft gegeven dat hij de ontvangen uitkering van het UWV als onterecht aanmerkt en niet wil behouden, kan hij geen beroep doen op een arrest van de Hoge Raad van 21 december 1988. X heeft geen bewijsstukken overgelegd waaruit is af te leiden dat de ontvangen uitkering in 2015 of in een later jaar daadwerkelijk is terugbetaald aan het UWV zodat de aanslag IB/PVV 2015 terecht is opgelegd. De rechtbank verklaart het beroep van X ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.147
Wet inkomstenbelasting 2001 3.146
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Instantie: Rechtbank Den Haag
Editie: 15 september