X komt in beroep nadat de inspecteur zijn bezwaar tegen de op aangifte voldane bpm wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk heeft verklaard. Bij brief van 11 juni 2013 heeft de rechtbank de gemachtigde van X meegedeeld dat op 19 september 2013 een zitting is gepland en dat in een later stadium bekend zal worden gemaakt welke zaken op die zitting behandeld zullen worden. Met dagtekening 15 augustus 2013 zijn de uitnodigingen voor de zitting verzonden. Bij faxbericht van 19 augustus 2013 vraagt X om uitstel van de zitting omdat op die dag ook een zitting is gepland bij het HvJ EU waarbij zijn gemachtigde aanwezig moet zijn. Bij het verzoek heeft de gemachtigde een afschrift gevoegd van een mailbericht met dagtekening 8 augustus 2013 gericht aan OJW Advocaten waarin het HvJ EU meedeelt dat geen uitstel wordt verleend voor de zitting. Rechtbank Den Haag wijst het verzoek van X om uitstel van de zitting in verband met een zitting bij het HvJ EU af omdat de gemachtigde niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij voor die zitting als gemachtigde is uitgenodigd. Ook is de rechtbank van mening dat het verzoek om uitstel van de zitting van de rechtbank te laat is ingediend. Volgens de rechtbank was de gemachtigde in ieder geval reeds op 22 juli 2013 bekend met de samenloop van de zittingsdata. Toch heeft hij tot 19 augustus 2013 gewacht met het indienen van het verzoek om uitstel. Daarbij is de gemachtigde reeds bij brief van 27 mei 2013 op de hoogte gesteld van het feit dat, indien een zitting is gepland, rekening houdend met de verhinderdata van de gemachtigde, een verzoek om verdaging van de zitting in beginsel niet zal worden gehonoreerd.
Wetsartikelen:
Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 10
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Belastingheffing van motorrijtuigen
Instantie: Rechtbank Den Haag
Editie: 25 november