De Hoge Raad oordeelt dat geen vergrijpboete kan worden opgelegd wegens het opzettelijk niet doen van aangifte als X niet eerst op de voorgeschreven wijze is aangemaand.

X exploiteert een onderneming. Bij een boekenonderzoek constateert de inspecteur dat diverse in- en verkopen niet in zijn boekhouding voorkomen en dat er regelmatig contant geld op een bankrekening wordt gestort. In geschil is de ambtshalve opgelegde IB-aanslag, alsmede de 50% vergrijpboete van € 19.503 wegens het opzettelijk niet-doen van aangifte. Volgens Hof Den Haag is X niet op de juiste wijze gemaand om de aangifte te doen. De aanmaning is namelijk verstuurd naar zijn officiële woonadres, terwijl de inspecteur wist dat X in voorlopige hechtenis zat (zie HR 14 april 2017, 16/05276, V-N 2017/20.13). De boete wordt daarom vernietigd. De Staatssecretaris van Financiën gaat in cassatie.

De Hoge Raad oordeelt dat geen vergrijpboete kan worden opgelegd wegens het opzettelijk niet doen van aangifte als X niet eerst op de voorgeschreven wijze is aangemaand. Het maakt niet uit of X bekend was met zijn verplichting om aangifte te doen en dat de aangifte opzettelijk niet is gedaan binnen de termijn die was gesteld in de uitnodiging tot het doen van aangifte. Dit strookt met de regeling over verzuimboeten in art. 67a lid 1 AWR en de uitleg die de Hoge Raad geeft aan het niet doen van de vereiste aangifte zoals bedoeld in art. 27e lid 1 AWR. Het beroep van de Staatssecretaris is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet inzake rijksbelastingen 67d

Algemene wet inzake rijksbelastingen 27e

Algemene wet bestuursrecht 3:41

Algemene wet inzake rijksbelastingen 67a

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht

Instantie: Hoge Raad

6

Gerelateerde artikelen