X heeft een eigen woning, twee hypothecaire geldleningen, een Flexibel Krediet en een HuisVoordeelKrediet. Verder huurt X twee parkeerplaatsen. X trekt vanaf 2001 de huur en de VvE-bijdrage af als periodieke betalingen op grond van het recht van erfpacht, opstal en beklemming. Naar aanleiding van correspondentie over de aangifte IB/PVV 2018 merkt de inspecteur het Flexibel krediet en het HuisVoordeelKrediet niet aan als eigenwoningschuld. Voorts weigert de inspecteur de aftrek van de huur en de VvE-bijdrage. Voor de jaren 2015 tot en met 2017 legt de inspecteur op deze punten navorderingsaanslagen op. In hoger beroep zijn de correcties voor de jaren 2015 tot en met 2018 in geschil.
Hof Den Haag oordeelt dat de inspecteur de renteaftrek terecht weigert. X levert geen enkel bewijs dat het Flexibel Krediet en het HuisVoordeelKrediet zijn besteed aan de eigen woning. Voor de huur van twee parkeerplaatsen en de VvE-bijdragen geldt dat zij niet kwalificeren als aftrekbare kosten. Voor de jaren 2015 tot en met 2017 beschikt de inspecteur over een navordering rechtvaardigend nieuw feit. Het hof verwerpt X’ beroep op het vertrouwensbeginsel.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.120
Wet inkomstenbelasting 2001 3.119a
Algemene wet inzake rijksbelastingen 16
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting, Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Hof Den Haag
Editie: 23 maart