Hof Amsterdam oordeelt in hoger beroep dat zonder enige concrete onderbouwing met bewijsstukken de heer X de door hem voorgestane aftrekken niet aannemelijk maakt. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk omdat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen (art. 80a Wet RO).
De heer X is dakloos en heeft slechts een postadres bij de gemeente. In zijn IB-aangiften over 2014 en 2015 claimt X aftrek van specifieke zorgkosten en giften. De zorgkosten hebben onder meer betrekking op Chinese medicijnen die X op de markt heeft gekocht. De giftenaftrek ziet op de vrijwillige bijdragen van X aan moskeeën en dergelijke, waar hij gebruik kan maken van het toilet en de douche tijdens zijn verblijf aldaar. De bewijsstukken zijn volgens X verloren gegaan door wateroverlast of muizen. Volgens Rechtbank Noord-Holland zijn de aftrekken terecht geweigerd. Het maakt niet uit dat X dakloos is. X had daarom juist maatregelen moeten treffen om de bewijsstukken op een deugdelijke plek te bewaren. X gaat in hoger beroep.
Hof Amsterdam (V-N 2019/18.1.2) oordeelt dat zonder enige concrete onderbouwing met bewijsstukken X de door hem voorgestane aftrekken niet aannemelijk maakt. Voor zover X heeft beoogd te stellen dat de giften periodieke giften zijn, dan faalt dit betoog eveneens. Deze worden namelijk alleen in aanmerking genomen als zij berusten op een bij notariële of onderhandse akte van schenking aangegane verplichting om deze gedurende vijf of meer jaren te verstrekken. Van deze schriftelijke vastlegging is in casu onmiskenbaar ook geen sprake. Het beroep van X is ook voor het overige ongegrond.
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk omdat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen (art. 80a Wet RO).
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 6.39
Wet inkomstenbelasting 2001 6.17