Hof Amsterdam oordeelt in hoger beroep dat ten tijde van het instellen van het beroep geen bezwaar liep waarop de heffingsambtenaar had moeten beslissen.
Aan X is een aanslag waterschapsbelasting opgelegd. Volgens X is door hem bezwaar gemaakt en is nimmer uitspraak op bezwaar gedaan. In geschil is primair of X recht heeft op een dwangsom. Volgens Rechtbank Amsterdam is sprake van een vast patroon: X stelt stukken te hebben verzonden en/of afgegeven – vaak bij het verkeerde bestuursorgaan – maar deze zijn nergens terug te vinden. Op vermeende afschriften staan handtekeningen die in elk detail gelijk zijn. De handtekeningen zijn dus niet persoonlijk door X gezet, maar digitaal geplaatst en deze zijn dus vals. Namens X is geen bezwaar ingediend, zodat zijn beroep wegens het niet tijdig beslissen niet-ontvankelijk is. X gaat in hoger beroep.
Hof Amsterdam oordeelt dat ten tijde van het instellen van het beroep geen bezwaar liep waarop de heffingsambtenaar had moeten beslissen. Inmiddels is de aanslag ambtshalve verlaagd. Of en in hoeverre de handtekeningen op de stukken vals zijn, kan bij deze stand in het midden worden gelaten. Het beroep van X is ongegrond.
Lees ook het thema Bezwaar: het gesloten stelsel van rechtsbescherming
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 4:17
Algemene wet bestuursrecht 6:7
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Hof Amsterdam
Editie: 30 december