Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt in hoger beroep dat de inspecteur aannemelijk maakt dat geen voldoening op aangifte heeft plaatsgevonden, zodat het bezwaar van X bv terecht kennelijk niet-ontvankelijk is verklaard. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).
X bv doet BPM-aangifte voor een BMW X3 3.0d. De verschuldigde BPM is hierin berekend op € 886. Bij de behandeling van de aangifte wordt geconstateerd dat de auto eerder geëxporteerd is geweest en dat geen BPM is verschuldigd. In geschil is of het bezwaar terecht kennelijk niet-ontvankelijk is verklaard. Rechtbank Gelderland stelt de inspecteur in het gelijk. X bv stelt in hoger beroep dat haar gemachtigde diverse klachten over de Nederlandse BPM-rechtspraak bij de Europese Commissie heeft ingediend en dat die vervolgens een inbreukprocedure is gestart.
Hof Arnhem-Leeuwarden (V-N 2021/14.1.7) oordeelt dat de inspecteur aannemelijk maakt dat geen voldoening op aangifte heeft plaatsgevonden, zodat het bezwaar terecht kennelijk niet-ontvankelijk is verklaard.
Uit niets blijkt dat de Europese Commissie daadwerkelijk een inbreukprocedure is gestart, laat staan dat duidelijk is in welk stadium deze zich bevindt en op welke onderdelen van het nationale recht deze betrekking zou hebben. Er is ook voor het overige geen aanleiding tot het stellen van prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie EU. Het beroep van X bv is ongegrond. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).
Wetsartikelen:
Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 10
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Hoge Raad
Editie: 20 oktober