Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat X niet aannemelijk maakt dat hij recht heeft op aftrek van de voorbelasting. X heeft namelijk geen facturen overgelegd waaruit blijkt dat voorbelasting aan hem in rekening is gebracht tot de bedragen die door hem in aftrek zijn gebracht. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk omdat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen (art. 80a Wet RO).

X drijft sinds 2000 een onderneming. In 2003 start X een taxibedrijf, dat in 2007 wordt beëindigd. In 2007 en 2008 werkt X als uitzendkracht, als chauffeur. In 2010 en 2011 werkt X als chauffeur in loondienst. Vanaf 2013 geniet X een bijstandsuitkering en volgt hij een bacheloropleiding rechtsgeleerdheid. In 2014 schrijft X de onderneming uit bij de KvK, en start de inspecteur een boekenonderzoek naar de btw-aangiften. Het onderzoek richt zich met name op de in aftrek gebrachte btw. Uit het onderzoek blijkt dat X voorbelasting twee maal in aftrek heeft gebracht en niet overal bescheiden van kan overleggen. De inspecteur legt daarom btw-naheffingsaanslagen op aan X.

Hof Arnhem-Leeuwarden (MK III, 30 augustus 2016, 15/01402 t/m 15/01405, V-N Vandaag 2016/1945) oordeelt dat X niet aannemelijk maakt dat hij recht heeft op aftrek van de voorbelasting. Volgens het hof heeft X namelijk geen facturen overgelegd waaruit blijkt dat voorbelasting aan hem in rekening is gebracht tot de bedragen die door hem in aftrek zijn gebracht. Verder merkt het hof nog op dat de btw die in eerdere jaren reeds in aftrek is gebracht, niet nogmaals in aftrek kan worden gebracht. De naheffingsaanslagen blijven in stand.

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk omdat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen (art. 80a Wet RO).

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de omzetbelasting 1968 15

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Omzetbelasting

Instantie: Hoge Raad

Editie: 22 juni

5

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen