Belanghebbende, X bv, heeft een aannemingsbedrijf. Ter verbetering van de kwaliteit en inzetbaarheid van haar werknemers is door X bv in 2009 een opleidingsproject opgezet. De begeleiding en het verzorgen van de opleidingen is uitbesteed aan externe partijen. De opleidingen kwalificeren als zodanig voor de afdrachtvermindering onderwijs. Voorafgaand aan het verzoek om afdrachtvermindering heeft echter geen ondertekening van de praktijkovereenkomsten plaatsgevonden. Evenmin zijn de overeenkomsten gedagtekend. Over 2009, 2010 en 2012 zijn daarom naheffingsaanslagen loonheffingen opgelegd. In geschil is of een voor aanvang van de toepassing van de afdrachtvermindering onderwijs door alle partijen ondertekende en gedateerde praktijkovereenkomst een constitutieve eis is.
Rechtbank Gelderland oordeelt dat het arrest HR 15 januari 2016, nr. 15/00350, V-N 2016/5.19 niet anders kan worden gelezen dan dat de vooraf ondertekende praktijkovereenkomst een constitutieve eis is. Voor de situatie waarin het niet mogelijk is reeds voorafgaand een ondertekende praktijkovereenkomsten over te leggen heeft de wetgever een alternatief gecreëerd, bestaande uit het overleggen van een verklaring van het regionaal opleidingscentrum (ROC). Er kan geen twijfel over bestaan dat die verklaring moet bestaan op het moment dat een beroep wordt gedaan op de afdrachtvermindering. Het alsnog overleggen van verklaringen uit 2015 kan X bv dus niet baten. Het beroep van X bv is ook voor het overige ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen 14