De Hoge Raad oordeelt dat niet van belang is dat een lage rente is overeengekomen.

Belanghebbende (X) houdt de aandelen in A bv. A bv houdt de aandelen in B bv. In 2005 verstrekt belanghebbende een lening van € 174.233 aan de bv's om de bv's door een moeilijke tijd heen te helpen en om de bedrijven na een reorganisatie weer voldoende financiële armslag te geven. Belanghebbende en zijn echtgenote waarderen hun vordering op de bv's vervolgens met € 148.866 af en brengen een bedrag in aftrek als negatieve inkomsten uit het ter beschikking stellen van vermogensbestanddelen (tbs). De inspecteur stelt dat er geen sprake is van een civielrechtelijke, dan wel fiscale, geldlening en dat de lening onzakelijk is. Rechtbank Breda beslist dat er wel sprake is van een civielrechtelijke geldlening aangezien belanghebbende terugbetaling van de lening kon afdwingen. De rechtbank wijst er verder op dat de gehele vordering van een ab-houder op zijn bv op grond van de wettekst van art. 3.92 Wet IB 2001 onder de tbs-regeling valt en dat hierbij niet van belang is of er sprake is van een al dan niet zakelijke geldlening. Het gelijk is aan belanghebbende. Hof 's-Hertogenbosch (8 juli 2010, nr. 09/00523, V-N 2010/62.1.1) oordeelt dat belanghebbende de geldlening uit zakelijke overwegingen heeft verstrekt. Volgens het hof was belanghebbende ten tijde van het verstrekken van de lening kennelijk van mening dat er voldoende zekerheid bestond dat de bv's de lening – zonder het stellen van formele zekerheden – zouden kunnen terugbetalen. Volgens het hof kan niet worden gezegd dat de geldverstrekking plaatsvond onder zodanige voorwaarden en omstandigheden dat daarbij door belanghebbende een debiteurenrisico werd gelopen dat een onafhankelijke derde niet zou hebben genomen. Belanghebbende kan de lening volgens het hof dan ook afwaarderen. De Hoge Raad oordeelt dat niet van belang is dat een lage rente is overeengekomen. Op grond van het "at arm's length" beginsel zou dan namelijk moeten worden uitgegaan van een zakelijke rente. Dat geen formele zekerheden waren gesteld, dat geen aflossingsschema was overeengekomen en dat de rente werd bijgeschreven, staat volgens de Hoge Raad ook niet in de weg aan het oordeel dat geen sprake was van een onzakelijke lening. De Hoge Raad bevestigt de uitspraak van het hof.

 

Lees ook het thema De onzakelijke lening.

 

[Bron Uitspraak]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Hoge Raad

Editie: 18 januari

3

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen