X vraagt bij de gemeente met succes een WOZ-beschikking 2017 aan voor de woning van zijn moeder. De moeder heeft de woning in 2017 verkocht aan de broer van X voor € 180.000. De moeder staat onder bewind en de bewindvoerder is een andere broer van X. De WOZ-waarde 2017 van € 383.000 is na bezwaar van de broer die bewindvoerder is verlaagd naar € 180.000.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt ambtshalve dat X geen recht had op een eigen WOZ-beschikking voor de woning. De heffingsambtenaar heeft ten onrechte aangenomen dat X als medebelanghebbende recht had op een WOZ-beschikking van de woning. Het belang dat X de WOZ-beschikking wil gebruiken als bewijsmiddel in een eventuele juridische procedure tegen zijn broer die tevens bewindvoerder is van zijn moeder, acht de rechtbank geen (relevant) belang in de zin van art. 28 van de Wet WOZ. De rechtbank voorziet zelf in de zaak door de beschikking te herroepen en het verzoek van X alsnog af te wijzen. De rechtbank komt niet toe aan een beoordeling van de hoogte van de WOZ-waarde.
Wetsartikelen:
Wet waardering onroerende zaken 28
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Waardering onroerende zaken
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Editie: 27 februari