Rechtbank Noord-Nederland oordeelt dat de door X ontvangen ZW-uitkering tot zijn arbeidsinkomen dient te worden gerekend. Dat X voorafgaand aan de ZW-uitkering een WW-uitkering ontving, doet hieraan niet af.

X sluit voor de periode 8 februari 2020 tot en met 10 februari 2021 een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd af. In de arbeidsovereenkomst staat dat het uitzendbeding op deze overeenkomst niet van toepassing is, wat inhoudt dat X in het geval hij ziek wordt, recht heeft op doorbetaling van zijn salaris. X ontvangt van 20 januari 2020 tot en met 18 maart 2020 een WW-uitkering en daarna tot en met 31 december 2020 een ZW-uitkering. De inspecteur rekent de ZW-uitkering niet mee tot het arbeidsinkomen voor de aanslag IB/PVV 2020 en houdt hiermee ook geen rekening bij het berekenen van de arbeidskorting, omdat de ZW-uitkering niet is verkregen vanuit een bestaande dienstbetrekking maar volgend op een WW-uitkering.

Rechtbank Noord-Nederland oordeelt dat de door X ontvangen ZW-uitkering tot zijn arbeidsinkomen dient te worden gerekend. Dat X voorafgaand aan de ZW-uitkering een WW-uitkering ontving, is een uitwerking van de in de arbeidsovereenkomst opgenomen uitsluitingsclausule van de loondoorbetalingsverplichting. Dit betekent niet dat hij geen arbeidsovereenkomst meer heeft, want die liep nog gewoon door. Bij een eventuele betermelding had X geen WW-uitkering meer genoten, maar loon ontvangen. Het arbeidsinkomen van X moet worden verhoogd. De door de inspecteur berekende arbeidskorting is te laag. Het beroep van X is gegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Burgerlijk Wetboek Boek 7 629

Burgerlijk Wetboek Boek 7 628

Wet inkomstenbelasting 2001 8.11

Wet inkomstenbelasting 2001 8.1

Instantie: Rechtbank Noord-Nederland

Rubriek: Inkomstenbelasting, Arbeidsrecht, Sociale zekerheid algemeen

Editie: 26 juli

Informatiesoort: VN Vandaag

227

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen