Het door de curator in het faillissement van X BV op 15 december 2021 ingediende bezwaar tegen een S&O-correctieverklaring wordt kennelijk niet ontvankelijk verklaard, omdat de bezwaartermijn op 3 december 2021 is verlopen. De curator is het daar niet mee eens. Hij stelt dat hij vanaf juni 2021 afwezig was in verband met twee zware operaties en dat de door hem als waarnemer aangewezen insolventiemedewerker onverwachts is overleden op 9 november 2021. In zijn ogen is de termijnoverschrijding dan ook verschoonbaar. De minister brengt daartegen in dat de curator onderdeel uitmaakt van een groot advocatenkantoor met 141 medewerkers.
Het College van Beroep voor het Bedrijfsleven oordeelt dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar is. Ruim voor de ontvangst van de S&O-correctieverklaring is namelijk al een kantoorgenoot als medecurator aangesteld voor de afwikkeling van het faillissement. Het CBB is van mening dat van de medecurator mag worden verwacht dat hij, juist vanwege de medische omstandigheden van de curator, de termijnen in lopende zaken zou bewaken en zo nodig tijdig bezwaar zou indienen. Ook wordt het beroep op het vertrouwensbeginsel verworpen. Uit de brief van de Belastingdienst blijkt dat de S&O-correctieverklaring aan de berekening van de LB ten grondslag is gelegd. Uit die brief volgt niet dat de S&O-correctieverklaring niet zou gelden of dat de S&O(correctie)verklaring zou worden gecorrigeerd. Verder geldt dat de uitlatingen van de Belastingdienst niet aan de minister kunnen worden toegerekend. Het beroep is ongegrond.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 6:7
Instantie: College van Beroep voor het bedrijfsleven
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht
Editie: 18 november
Informatiesoort: VN Vandaag