Hof Arnhem overweegt dat het Zwitserse vermogen van X, beheerd door een Nederlands administratiekantoor, aan het zicht van de fiscus is onttrokken.

Belanghebbende, X, heeft het beheer over zijn vermogen uitbesteed aan de in Nederland gevestigde A bv. Deze bv is een administratieplichtige, zoals bedoeld in artikel 52 AWR. Via A bv is op 17 december 1997 door X een bankrekening bij een bank in Zwitserland geopend.  Op 5 mei 2009 heeft X de inspecteur gemeld dat hij in de voorliggende jaren heeft beschikt over verzwegen vermogen in Zwitserland en dat hij daarvan geen melding heeft gemaakt in de aangiften inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen en vermogensbelasting over de jaren 1999 tot en met 2003. Gevolg zijn de in geschil zijnde navorderingsaanslagen met dagtekening van respectievelijk 30 juni 2010 en 2 juli 2010 die met gebruikmaking van de verlengde navorderingstermijn zijn opgelegd. Overeenkomstig zijn verzoek zijn aan X op grond van de "inkeerregeling" van artikel 67n AWR geen vergrijpboeten opgelegd. Op 26 juli 2010 verzoekt de inspecteur de officier van justitie om toestemming  om inzage in het strafrechtdossier van A bv en voor het gebruik van gegevens uit dit dossier ten behoeve van de belastingheffing. Deze toestemming is op 27 juli 2010 gegeven. Bij het materiaal dat de inspecteur ontvangt bevindt zich ook informatie met betrekking tot X. In hoger beroep is in geschil of de navorderingsaanslagen terecht aan X zijn opgelegd. In bijzonder is in geschil of daarbij terecht gebruik is gemaakt van de verlengde navorderingstermijn van twaalf jaren.

Hof Arnhem overweegt dat ondanks dat A bv het buitenlandse vermogen van X heeft geadministreerd en zij administratieplichtige is, het vermogen toch aan het zich van de fiscus onttrokken is. Dit rechtvaardigt het hanteren van de verlengde navorderingstermijn. Volgens het hof is de FIOD een onderdeel van de Belastingdienst maar is zij in dit kader niet te beschouwen als onderdeel van de "belastingautoriteit" zoals bedoeld in het arrest van het HvJ EU van 11 juni 2009, C-155/08 en C-157/08. De inspecteur heeft vanaf het moment van inkeer tot het opleggen van de onderhavige navorderingsaanslagen voldoende voortvarend gehandeld. Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd.

[Bron Uitspraak]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting

Instantie: Hof Arnhem

0

Gerelateerde artikelen