Inleiding

Bijgewerkt op 31 december 2024

De Hoge Raad oordeelde dat de Wet rechtsherstel box 3 nog steeds in strijd is met Europees recht als het werkelijke rendement lager is dan het forfaitaire rendement. Het box 3-stelsel in de jaren 2023 tot en met 2027 is vergelijkbaar met de wijze waarop rechtsherstel box 3 voor de jaren 2017 tot en met 2022 plaatsvindt. De Hoge Raad heeft in de arresten van 6 juni 2024 daarom ook bevestigd dat zijn oordeel ook geldt voor de Overbruggingswet box 3. Hierdoor is ook de Overbruggingswet box 3 nog steeds in strijd met Europees recht als het werkelijke rendement lager is dan het forfaitaire rendement. Het oordeel van de Hoge Raad kan dus gevolgen hebben voor de box 3-heffing vanaf het jaar 2017 tot en met 2027.


1. Arresten Hoge Raad vanaf 6 juni 2024

Hoge Raad 6 juni 2024
De Hoge Raad heeft op 6 juni 2024 geoordeeld dat de Wet rechtsherstel box 3 het verdragsrechtelijke discriminatieverbod en het eigendomsrecht schendt als het forfaitaire rendement hoger is dan het werkelijke rendement (Nieuwsbericht Hoge Raad: box 3-heffing nog steeds discriminerend • 06-06-2024, Hoge Raad • 06-06-2024 • 22/04676 • ECLI:NL:HR:2024:704, Hoge Raad • 06-06-2024 • 23/00653 • ECLI:NL:HR:2024:705, Hoge Raad • 06-06-2024 • 23/00654 • ECLI:NL:HR:2024:771, Hoge Raad • 06-06-2024 • 23/00771 • ECLI:NL:HR:2024:756 en Hoge Raad • 06-06-2024 • 23/00989 • ECLI:NL:HR:2024:813).

De Hoge Raad merkte hierbij op dat het hiervoor niet uitmaakt hoe groot het verschil is tussen het forfaitaire en het werkelijke rendement. De Hoge Raad bepaalde dat rechtsherstel moet worden geboden door de belastingaanslag zo ver te verminderen dat in box 3 alleen nog belasting wordt geheven over het werkelijke rendement. De belastingplichtige moet overigens de feiten stellen, en in geval van betwisting aannemelijk maken, wat de omvang van zijn werkelijke rendement is als hij zich op het standpunt stelt dat het forfaitaire rendement hoger is dan het werkelijke rendement.

De Hoge Raad gaf in de arresten van 6 juni 2024 ook aanwijzingen over de wijze waarop het werkelijke rendement kan worden vastgesteld. Hierbij heeft de Hoge Raad zoveel mogelijk aangesloten bij het rendementsbegrip dat de wetgever voor ogen had bij de vormgeving van het forfaitaire stelsel in box 3 (zie voor meer informatie het kopje 'Invulling werkelijk rendement' hieronder).

Samenvattingen van drie arresten van 6 juni 2024:

  • Met inachtneming van hetgeen hiervoor al is samengevat is de Hoge Raad van oordeel dat het gerechtshof heeft miskend dat het gehele box 3-vermogen relevant is, door alleen het rendement van de VvE-reserves in de beschouwingen te betrekken. Het beroep van de staatssecretaris is daarom gegrond. De stukken van het geding laten geen andere slotsom toe dan dat de belanghebbende geen feiten heeft gesteld die, indien aannemelijk gemaakt, kunnen leiden tot het vaststellen van het werkelijke rendement van haar box-3 vermogen. Zij komt daarom niet in aanmerking voor verder rechtsherstel dan voortvloeit uit het forfait van de Herstelwet. Het gerechtshof heeft echter niet vastgesteld wat het bedrag is van het forfaitaire rendement dat voortvloeit uit de Herstelwet. Het verwijzingshof zal dit daarom alsnog moeten doen. Hierbij zijn de aandelen in de VvE-reserves onder de in dit jaar (2018) geldende wettelijke regeling op grond van de wetsgeschiedenis niet aan te merken als banktegoeden maar als overige bezittingen (Hoge Raad • 06-06-2024 • 23/00653 • ECLI:NL:HR:2024:705, Hoge Raad • 06-06-2024 • 23/00654 • ECLI:NL:HR:2024:771, voorgaande conclusie (Conclusie A-G • 01-09-2023 • 23/00653, 23/00654 • ECLI:NL:PHR:2023:655).

  • Hof ’s-Hertogenbosch (02-11-2022 • 20/00499 • ECLI:NL:GHSHE:2022:3806) heeft geoordeeld dat in bepaalde gevallen in afwijking van het Besluit rechtsherstel compensatie moet worden geboden. Het hof oordeelde dat de op rechtsherstel gerichte compensatie in beginsel aan dient te sluiten bij het werkelijk behaalde rendement. De bewijslast daarvan rust in beginsel op de belastingplichtige. Nu partijen ter zitting overeengekomen waren dat het werkelijk rendement in dit geval kon worden vastgesteld op € 36.000, verminderde het gerechtshof de aanslag IB 2017 door rekening te houden met een voordeel uit sparen en beleggen van € 36.000. De Staatssecretaris heeft beroep in cassatie ingesteld. AG Pauwels (Conclusie AG • 09-02-2024 • 22/04676 • ECLI:NL:PHR:2024:133) is van oordeel dat forfaitaire stelsel in dit geval (nog steeds) tot een EVRM-schending leidt omdat het tot een hoger voordeel uit sparen en beleggen leid dan het werkelijk behaalde rendement. Het hof heeft daarom, naar het oordeel van de AG, terecht een op rechtsherstel gerichte compensatie verleend. De AG geeft de Hoge Raad in overweging het beroep in cassatie van de Staatssecretaris ongegrond te verklaren. Met inachtneming van hetgeen hiervoor al is samengevat verklaart de Hoge Raad het beroep in cassatie van de staatssecretaris ongegrond. De uitspraak van het gerechtshof blijft dus in stand (Hoge Raad • 06-06-2024 • 22/04676 • ECLI:NL:HR:2024:704).

Hoge Raad 14 juni 2024
De Hoge Raad heeft op 14 juni 2024 in vier arresten (Hoge Raad • 14-06-2024 • 22/01571 • ECLI:NL:HR:2024:855, Hoge Raad • 14-06-2024 • 23/01022 • ECLI:NL:HR:2024:856, Hoge Raad • 14-06-2024 • 23/01736 • ECLI:NL:HR:2024:857 en Hoge Raad • 14-06-2024 • 23/02894 • ECLI:NL:HR:2024:860) weer geoordeeld dat de Wet rechtsherstel box 3 nog steeds het verdragsrechtelijke discriminatieverbod en het eigendomsrecht schendt als het forfaitaire rendement hoger is dan het werkelijke rendement. Onder verwijzing naar de arresten van 6 juni 2024 bepaalt de Hoge Raad ook op 14 juni 2024 dat rechtsherstel moet worden geboden door de belastingaanslag zo ver te verminderen dat in box 3 alleen nog belasting wordt geheven over het werkelijke rendement in box 3. In één arrest merkt de Hoge Raad op dat vaststelling van de ongerealiseerde vermogenswinst op de woning plaatsvindt op basis van de WOZ-waarden aan het begin en aan het eind van het jaar.

Samenvattingen van vier arresten van 14 juni 2024:

  • Hof ’s-Hertogenbosch (22-03-2023 • 21/00966 tot en met 21/00968 • ECLI:NL:GHSHE:2023:945) oordeelt dat voor de op rechtsherstel gerichte compensatie in beginsel dient te worden aangesloten bij het werkelijk behaalde rendement en dat niet meer hoort te worden belast dan de feitelijk genoten rente, dividend, huur, royalty’s en mogelijk andere vormen van directe, gerealiseerde vermogensopbrengst. Het gerechtshof oordeelt dat geen rekening dient te worden gehouden met ongerealiseerde vermogenswinsten. AG Pauwels (Conclusie AG • 09-02-2024 • 23/01736 • ECLI:NL:PHR:2024:137) is van oordeel dat zich nog altijd een EVRM-schending voordoet omdat het voordeel uit sparen en beleggen hoger is dan het werkelijk behaald rendement. De Hoge Raad (14-06-2024 • 23/01736 • ECLI:NL:HR:2024:857) oordeelt in cassatie, onder verwijzing naar een van de arresten van 6 juni 2024 (Hoge Raad • 06-06-2024 • 23/00653 • ECLI:NL:HR:2024:705), dat de Wet rechtsherstel box 3 nog steeds het verdragsrechtelijke discriminatieverbod en het eigendomsrecht schendt als het forfaitaire rendement hoger is dan het werkelijke rendement. Onder verwijzing naar hetzelfde arrest oordeelt de Hoge Raad dat ten onrechte dat geen rekening is gehouden met eventuele ongerealiseerde vermogenswinst op een woning bij het vaststellen van het werkelijk rendement. De Hoge Raad verwijst het geding naar Hof Arnhem-Leeuwarden om vast te stellen wat de vermogenswinst op de woning was. De Hoge Raad merkt daarbij op dat vaststelling van de ongerealiseerde vermogenswinst op de woning plaatsvindt op basis van de WOZ-waarden aan het begin en aan het eind van het jaar.

  • Hof Arnhem-Leeuwarden (29-03-2022 • 20/00002 en 20/00855 • ECLI:NL:GHARL:2022:2509) verleent rechtsherstel door uit te gaan van het werkelijk genoten rendement. Het gerechtshof is van oordeel dat aansluiting dient te worden gezocht bij het nominaal gerealiseerde rendement en dat geen plaats is voor het in aanmerking nemen van ongerealiseerde verliezen ter zake van aandelen waarvan het in het geheel niet zeker is dat een verlies zich daadwerkelijk voor zal doen. A-G Pauwels (Conclusie A-G • 09-02-2024 • 22/01571 • ECLI:NL:PHR:2024:134) gaat in op de invulling van het begrip ‘werkelijk behaald rendement’. Dit luidt, naar oordeel van de A-G, in nominale termen en bij de berekening van het werkelijk behaalde rendement telt een ongerealiseerde waardevermindering mee. De Hoge Raad (14-06-2024 • 22/01571 • ECLI:NL:HR:2024:855) oordeelt in cassatie, onder verwijzing naar een van de arresten van 6 juni 2024 (Hoge Raad • 06-06-2024 • 23/00653 • ECLI:NL:HR:2024:705), dat ten onrechte geen rekening is gehouden met het ongerealiseerde koersverlies bij het vaststellen van het werkelijk rendement. Nu de Belastingdienst ná de uitspraak van het gerechtshof het belastbaar inkomen uit sparen en beleggen met toepassing van het Besluit wetsrechtsherstel box 3 als heeft vastgesteld op een lager bedrag dan het werkelijke rendement, oordeelt de Hoge Raad dat geen aanleiding bestaat tot een verdere vermindering.

  • Hof Arnhem-Leeuwarden (7-2-2023 • 22/00093 • ECLI:NL:GHARL:2023:1116) oordeelt dat bij de berekening van het werkelijke rendement geen plaats is voor het in aanmerking nemen van (ongerealiseerde) verliezen ter zake van aandelen waarvan het in het geheel niet zeker is dat een verlies zich daadwerkelijk voor zal doen. A-G Pauwels (Conclusie A-G • 09-02-2024 • 22/01022 • ECLI:NL:PHR:2024:136) is van oordeel dat zich nog altijd een EVRM-schending voordoet omdat het voordeel uit sparen en beleggen hoger is dan het werkelijk behaald rendement. De Hoge Raad (14-06-2024 • 23/01022 • ECLI:NL:HR:2024:856) oordeelt in cassatie, onder verwijzing naar een van de arresten van 6 juni 2024 (Hoge Raad • 06-06-2024 • 23/00653 • ECLI:NL:HR:2024:705), dat de Wet rechtsherstel box 3 nog steeds het verdragsrechtelijke discriminatieverbod en het eigendomsrecht schendt als het forfaitaire rendement hoger is dan het werkelijke rendement. Onder verwijzing naar hetzelfde arrest bepaalt de Hoge Raad dat terecht rechtsherstel heeft plaatsgevonden door de belastingaanslag zo ver te verminderen dat in box 3 alleen nog belasting wordt geheven over het werkelijke rendement in box 3.

  • Hof Arnhem-Leeuwarden (04-07-2023 • 21/00569 • ECLI:NL:GHARL: 2023:5574) is van oordeel dat een op rechtsherstel gerichte compensatie overeenkomstig het kerstarrest geboden dient te worden, door aan te sluiten bij het werkelijk behaalde rendement. Dit leidt tot een heffing van € 3.512. De heffing over het Franse appartement van de belanghebbende is nihil en daarom wordt geen aftrek ter voorkoming van dubbele belasting verleend. A-G Pauwels (Conclusie A-G • 09-02-2024 • 23/02894 • ECLI:NL:PHR:2024:138) is dat oordeel dat forfaitaire stelsel in dit geval (nog steeds) tot een EVRM-schending leidt omdat het tot een hoger voordeel uit sparen en beleggen leid dan het werkelijk behaalde rendement. Het Hof heeft daarom, naar het oordeel van de AG, terecht een op rechtsherstel gerichte compensatie verleend. De klacht van de staatssecretaris over het door het hof niet meetellen van de ongerealiseerde waardestijging slaagt wel naar het oordeel van de A-G. De klacht van de belanghebbende over de kosten van het Franse appartement slaagt ook naar het oordeel van de A-G. Het gerechtshof gaat er ten onrechte vanuit dat alleen kosten ter verwerving, inning en behoud van inkomsten voor aftrek in aanmerking komen. Naar het oordeel van de A-G houdt het hof wel terecht geen rekening met het heffingvrije vermogen. De Hoge Raad (14-06-2024 • 23/02894 • ECLI:NL:HR:2024:860) oordeelt in cassatie dat de Wet rechtsherstel box 3 nog steeds het verdragsrechtelijke discriminatieverbod en het eigendomsrecht schendt als het forfaitaire rendement hoger is dan het werkelijke rendement. Onder verwijzing naar een van de arresten van 6 juni 2024 (Hoge Raad • 06-06-2024 • 23/00653 • ECLI:NL:HR:2024:705) bepaalt de Hoge Raad ook op 14 juni 2024 dat rechtsherstel moet worden geboden door de belastingaanslag zo ver te verminderen dat in box 3 alleen nog belasting wordt geheven over het werkelijke rendement in box 3. Onder verwijzing naar hetzelfde arrest oordeelt de Hoge Raad verder dat ten onrechte geen rekening is gehouden met de ongerealiseerde waardestijging van het onroerend goed in Nederland, dat terecht geen rekening is gehouden met heffingvrij vermogen en dat terecht geen kosten terzake van het onroerend goed in Frankrijk in aanmerking zijn genomen bij het vaststellen van het werkelijk rendement.

Hoge Raad 2 augustus 2024
De Hoge Raad heeft op 2 augustus 2024 in 5 arresten (Hoge Raad • 02-08-2024 •23/04313 • ECLI:NL:HR:2024:1084, Hoge Raad • 02-08-2024 • 23/04644 • ECLI:NL:HR:2024:1085, Hoge Raad • 02-08-2024 • 23/04181 • ECLI:NL:HR:2024:1083, Hoge Raad • 02-08-2024 • 24/00643 • ECLI:NL:HR:2024:1086 en Hoge Raad • 02-08-2024 • 24/00709 • ECLI:NL:HR:2024:1087) op vergelijkbare wijze geoordeeld.

Hoge Raad 29 november 2024
De Hoge Raad (Hoge Raad • 29 november 2024 • 23/04565 • ECLI:NL:HR:2024:1759) heeft op 29 november 2024 in een arrest op vergelijkbare wijze geoordeeld.

Hoge Raad 20 december 2024
A-G Pauwels (Conclusie A-G • 06-09-2024 • 24/00572 en 24/00573 • ECLI:NL:PHR:2024:916) geeft in zijn conclusie aan dat hij Hoge Raad • 14-06-2024 • 23/02894 • ECLI:NL:HR:2024:860 zo begrijpt dat voor de bepaling van de vermogenswinst op een woning in het jaar 2019 het gaat om de WOZ-waarde 2020 en de WOZ-waarde 2019. Verder concludeert de A-G dat het voordeel wegens eigen gebruik van de woning zou moeten behoren tot het werkelijke rendement, maar dat met het voordeel toch geen rekening kan worden gehouden omdat kwantitatieve aanknopingspunten ontbreken om de omvang van het voordeel te bepalen.

De Hoge Raad bevestigt beide oordelen van de A-G. De vaststelling van de ongerealiseerde vermogenswinst op een woning vindt plaats op basis van de WOZ-waarden aan het begin en aan het eind van het jaar. Het gaat daarbij om de WOZ-waarde van het jaar en van het daaropvolgende jaar. Voor het jaar 2019 gaat het dan om de WOZ-waarde op de WOZ-beschikking 2019 en de WOZ-waarde op de WOZ-beschikking 2020. Voor de berekening van het werkelijk rendement bedraagt het voordeel wegens eigen gebruik van een onroerende zaak nihil. De Hoge Raad gaat ook in op de vraag hoe bij de vaststelling van het werkelijke rendement van een onroerende zaak in box 3 moet worden omgegaan met nadere investeringen in die zaak na de verkrijging daarvan. Zie hiervoor het kopje Invulling werkelijk rendement. (Hoge Raad: voor bepaling werkelijke rendement in box 3 is voordeel wegens eigen gebruik onroerende zaken nihil, ook geeft Hoge Raad regels over wijze van berekening van ongerealiseerde waardeveranderingen • 20-12-2024 en Hoge Raad • 20-12-2024 • 23/03953 • ECLI:NL:HR:2024:1878 en Hoge Raad • 20-12-2024 • 23/04469 • ECLI:NL:HR:2024:1882 en Hoge Raad • 20-12-2024 • 24/00573 • ECLI:NL:HR:2024:1879 en Hoge Raad • 20-12-2024 • 24/00572 • ECLI:NL:HR:2024:1788).

Invulling werkelijk rendement
De Hoge Raad heeft op 6 juni 2024 geoordeeld dat de Wet rechtsherstel box 3 het verdragsrechtelijke discriminatieverbod en het eigendomsrecht schendt als het forfaitaire rendement hoger is dan het werkelijke rendement. De Hoge Raad gaf in de arresten van 6 en 14 juni 2024 en 20 december 2024 ook aanwijzingen over de wijze waarop het werkelijke rendement kan worden vastgesteld. Hierbij heeft de Hoge Raad zoveel mogelijk aangesloten bij het rendementsbegrip dat de wetgever voor ogen had bij de vormgeving van het forfaitaire stelsel in box 3:

  • Bij de vaststelling van het werkelijke rendement moet het gehele vermogen van de belastingplichtige in box 3 worden betrokken, dus met inbegrip van bank- en spaartegoeden, zonder aftrek van het heffingvrije vermogen.

  • Er wordt geen rekening gehouden met inflatie, het gaat om het nominale rendement.

  • Het werkelijke rendement bevat alle voordelen die uit vermogensbestanddelen worden getrokken, zoals rente, dividend en huur.

  • Het werkelijke rendement omvat echter ook positieve en negatieve waardeveranderingen, zowel ongerealiseerd als gerealiseerd.

  • Het gaat niet alleen om het rendement van het vermogen op 1 januari, maar ook om het rendement van het vermogen door het jaar heen.

  • Kosten kunnen niet in aftrek worden gebracht, met uitzondering van rente van schulden die tot het vermogen in box 3 horen.

  • Er is geen plaats voor verliesverrekening over de jaargrens heen, met positieve of negatieve rendementen in andere jaren wordt dus geen rekening gehouden.

  • De vaststelling van de ongerealiseerde vermogenswinst op een woning vindt plaats op basis van de WOZ-waarden aan het begin en aan het eind van het jaar. Het gaat daarbij om de WOZ-waarde van het jaar en van het daaropvolgende jaar. Voor het jaar 2024 gaat het dan om de WOZ-waarde op de WOZ-beschikking 2024 en de WOZ-waarde op de WOZ-beschikking 2025.

  • Bij aan- of verkoop van een woning in de loop van het jaar word de aldus berekende vermogenswinst (of verlies) tijdsevenredig tussen koper en verkoper verdeeld. Als de waardeontwikkeling in een jaar bijvoorbeeld € 20.000 bedraagt en de woning wordt halverwege het jaar op 1 juli verkocht, dan wordt een waardeontwikkeling van € 10.000 toegerekend aan de verkoper en € 10.000 aan de koper.

  • Bij aan- of verkoop van een tot het vermogen in box 3 behorende woning door een belastingplichtige beïnvloedt een eventueel verschil tussen de koopprijs en de WOZ-waarde van die woning wel de waarde van het totale vermogen in box 3, maar is dit niet aan te merken als werkelijk rendement in box 3.

  • Voor de berekening van het werkelijk rendement bedraagt het voordeel wegens eigen gebruik van een onroerende zaak nihil.

  • De waardestijging van een onroerende zaak als gevolg van een nadere investering in die zaak (verbetering of uitbreiding van de onroerende zaak) leidt niet tot werkelijk rendement. Dit geldt expliciet niet voor een waardestijging als gevolg van onderhoudskosten. De afbakening tussen onderhoud en verbetering/uitbreiding vindt plaats aan de hand van de rechtspraak van de Hoge Raad over kosten van onderhoud van een monumentpand:
    • voor zover de werkzaamheden ertoe leiden dat de onroerende zaak in bruikbare staat wordt hersteld of gehouden, is sprake van onderhoudskosten,
    • als de onroerende zaak zo radicaal is vernieuwd dat in wezen nieuwbouw heeft plaatsgevonden, is sprake van verbeteringskosten,
    • als bij verbouwingswerkzaamheden aan een onroerende zaak zowel herstel als vernieuwing plaatsvindt, zal een splitsing moet worden gemaakt tussen onderhoud en verbetering.

  • Bij woningen leiden de kosten van verbetering in beginsel ook niet tot werkelijk rendement. Omdat het rendement van woningen berekend wordt aan de hand van de WOZ-waarden van het jaar en het volgende jaar, kan hier alleen rekening mee gehouden worden als de WOZ-waarde van het volgende jaar wordt vastgesteld met peildatum 1 januari van dat jaar ingevolge artikel 18, lid 3, onderdeel b Wet WOZ. Dan mag het deel van de waardestijging dat betrekking heeft op de verbetering of uitbreiding buiten beschouwing blijven voor de berekening van het werkelijke rendement.

De Hoge Raad gaf ook nog aanwijzingen hoe om te gaan met het werkelijke rendement bij werkelijk rendement op bezittingen in het buitenland (zie r.o. 5.5.3 in Hoge Raad • 06-06-2024 • 22/04676 • ECLI:NL:HR:2024:704 en in Hoge Raad • 06-06-2024 • 23/00653 • ECLI:NL:HR:2024:705).

2. Informatie Rijksoverheid

Bijgewerkt op 31 december 2024

Kamerbrieven van 6 juni 2024 en 18 juli 2024
In een reactie op de arresten van 6 juni 2024 liet staatssecretaris Van Rij weten dat hij de arresten en de gevolgen hiervan zou gaan bestuderen en in kaart brengen (Nieuwsbericht Reactie op uitspraak Hoge Raad inzake box 3 • 06-06-2024).

Op 18 juli 2024 informeerde staatssecretaris Idsinga de Tweede en Eerste Kamer over de eerste bevindingen na de arresten van de Hoge Raad en het proces en tijdpad voor belastingplichtigen (Nieuwsbericht 1e duiding arresten Hoge Raad box 3 • 18-07-2024 en Kamerbrief met analyse arresten Hoge Raad over box 3 en proces rechtsherstel • 18-07-2024 • 2024-0000372058).

Wetsvoorstel tegenbewijsregeling box 3
De box 3-heffing zal in overeenstemming worden gebracht met de jurisprudentie van de Hoge Raad vanaf 6 juni 2024 (Kamerbrief Stand van zaken rechtsherstel box 3 • 17-09-2024 • 2024-0000443291). Op 4 december 2024 is het Wetsvoorstel tegenbewijsregeling box 3 waarin dit is opgenomen aangeboden voor advies aan de Raad van State. Aan de hand van diverse Kamerbrieven (Kamerbrief met analyse arresten Hoge Raad over box 3 en proces rechtsherstel • 18-07-2024 • 2024-0000372058, Kamerbrief Stand van zaken rechtsherstel box 3 • 17-09-2024 • 2024-0000443291 maken wij op dat in het Wetsvoorstel in ieder geval het volgende is opgenomen. Houd er rekening mee dat hier, mede naar aanleiding van de arresten van de Hoge Raad van 20 december 2024, nog aanpassingen op plaats vinden:

  • Voor de vaststelling van het werkelijke rendement moet het rendement op het gehele box 3-vermogen worden bepaald.

  • Ook belastingplichtigen met alleen spaargeld kunnen hun werkelijke rendement aantonen.

  • Rendement op vrijgesteld vermogen (bijvoorbeeld bos- en natuurterreinen) wordt niet tot het werkelijke rendement gerekend.

  • Het rendement op vermogen dat gedurende het jaar tot het box 3-vermogen gaat behoren, telt ook mee voor het werkelijke rendement.

  • Het is niet van belang hoe groot het verschil is tussen het werkelijke rendement en het forfaitaire rendement.

  • Met inflatie wordt geen rekening gehouden, het gaat om het nominale rendement.

  • Er is geen plek voor verliesverrekening over de jaren heen, het rendement wordt per jaar vastgesteld.

  • Het gaat om het directe en het (gerealiseerde en ongerealiseerde) indirecte rendement.

  • Er mag geen rekening gehouden worden met kosten.

  • Rente op schulden komen wel voor aftrek in aanmerking.

  • De schuldendrempel (in 2024: € 3.700) blijft bij het bepalen van het werkelijke rendement buiten beschouwing. De rente van alle schulden die in box 3 zijn aangeven komen dus voor aftrek in aanmerking.

  • Voor woningen wordt de waarde aan het begin en het einde van het jaar vastgesteld op basis van de Wet WOZ. Bij aan- of verkoop in de loop van het jaar wordt het verschil de waardeverandering berekend op basis van deze WOZ-waarden tijdsevenredig tussen koper en verkoper verdeeld. Als de waardeontwikkeling in een jaar bijvoorbeeld € 20.000 bedraagt en de woning wordt halverwege het jaar op 1 juli verkocht, dan wordt een waardeontwikkeling van € 10.000 toegerekend aan de verkoper en € 10.000 aan de koper.

  • De Hoge Raad heeft aangegeven zoveel mogelijk aan te sluiten bij het rendementsbegrip dat de wetgever voor ogen had bij de vormgeving van het forfaitaire stelsel. Om die reden gaat de staatssecretaris ervan uit dat het kasstelsel geldt bij de berekening van het werkelijke rendement. Zo zal rente die betrekking heeft op het jaar 2022 maar in 2023 wordt ontvangen, in 2023 tot het werkelijke rendement horen.

  • De verdeling van het werkelijke rendement tussen partners wordt berekend op basis van het aandeel van de partner in de gezamenlijke grondslag sparen en beleggen.

  • Eigen gebruik van een onroerende zaak is onderdeel van het werkelijk rendement en bedraagt de werkelijke economische huurwaarde (dat is de huurprijs die bij verhuur onder normale omstandigheden bedongen kan worden).
    Let op! De Hoge Raad heeft op 20 december 2024 geoordeeld dat voor de berekening van het werkelijk rendement het voordeel wegens eigen gebruik van een onroerende zaak nihil bedraagt.

  • Voor de vaststelling van het werkelijke rendement van groene beleggingen wordt de vrijstelling toegepast naar de peildatum 1 januari. Voorbeeld: bij een vrijstelling van € 30.000 wordt bij een belastingplichtige met op 1 januari € 60.000 aan groene beleggingen 50% van het werkelijke rendement op de groene beleggingen vrijgesteld.

Op 14 oktober 2024 is op de website van de Rijksoverheid ook een factsheet gepubliceerd waarin uitgelegd staat hoe het werkelijk rendement vergeleken kan worden met het forfaitair rendement. In de factsheet zijn ook drie rekenvoorbeelden opgenomen (Factsheet Aanvullend herstel box 3 • 14-10-2024). De planning is om het wetsvoorstel in het eerste kwartaal 2025 in te dienen bij de Tweede Kamer met beoogde inwerkingtreding 1 juni 2025.

Doelgroep nader rechtsherstel
In een Kamerbrief van 17 september 2024 (Kamerbrief Stand van zaken rechtsherstel box 3 • 17-09-2024 • 2024-0000443291 en website Belastingdienst 'Voor welke jaren mag ik mijn werkelijk rendement doorgeven?') wordt de doelgroep van het nader rechtsherstel beschreven. De volgende groepen belastingplichtigen kunnen zich straks beroepen op de Wet tegenbewijsregeling box 3:

  • Belastingjaren 2021 en later: alle belastingplichtigen;
  • Belastingjaren 2019 en 2020:
    • belastingplichtigen met een definitieve aanslag die op 24 december 2021 nog niet onherroepelijk vaststond of daarna ontvangen is én;
    • die een verzoek tot ambtshalve vermindering hebben gedaan of dit uiterlijk voor het einde van 2024 (voor het belastingjaar 2019) of voor het einde van 2025 (voor het belastingjaar 2020) nog doen;
  • Belastingjaren 2017 en 2018:
    • belastingplichtigen met een definitieve aanslag waarvan hun bezwaar meeliep in de massaal bezwaarprocedure of waarvan de definitieve aanslag ná het Kerstarrest ontvangen is én;
    • die uiterlijk voor het einde van 2022 (voor het belastingjaar 2017) of voor het einde van 2023 (voor het belastingjaar 2018) tijdig een verzoek tot ambtshalve vermindering hebben ingediend naar aanleiding van het geboden rechtsherstel.

Let op! Het is niet mogelijk om te verzoeken om ambtshalve vermindering voor het nader rechtsherstel box 3 voor jaar 2019 door middel van een verzamelverzoek met daarin een lijst met BSN van belastingplichtigen waarvoor dit verzoek zou moeten gelden (zie bericht TaxLive).

Digitaal formulier ‘opgaaf werkelijk rendement’
Volgens de planning komt in zomer 2025 een papieren en digitaal formulier waarmee belastingplichtigen de gegevens over hun werkelijke rendement kunnen aanleveren (formulier Opgaaf Werkelijk Rendement, OWR). Belastingplichtigen die mogelijk in aanmerking komen voor rechtsherstel hebben in de herfst van 2024 wel een informatiebrief van de Belastingdienst ontvangen en krijgen bij het beschikbaar komen van het OWR-formulier een vervolgbrief (Kamerbrief met analyse arresten Hoge Raad over box 3 en proces rechtsherstel • 18-07-2024 • 2024-0000372058 en Factsheet Aanvullend herstel box 3 • 14-10-2024).

Definitieve aanslagen
Definitieve aanslagen IB tot en met 2024 met box 3-vermogen zullen volgens de huidige planning pas vanaf het vierde kwartaal 2025 worden opgelegd. De verminderingsbeschikkingen voor de jaren 2017 tot en met 2024 zullen volgens de huidige planning pas vanaf het tweede kwartaal 2026 worden vastgesteld (Kamerbrief met analyse arresten Hoge Raad over box 3 en proces rechtsherstel • 18-07-2024 • 2024-0000372058).

Let op! Als de aanslag IB 2023 box 3-vermogen bevat dat alleen bestaat uit bank- en spaartegoeden, houdt de Belastingdienst het opleggen van de definitieve aanslag IB 2023 niet aan. Het is raadzaam om te beoordelen of je klant bezwaar moet maken tegen deze aanslag. Bijvoorbeeld omdat het werkelijke rendement (veel) lager is dan het rendement opgenomen in de definitieve aanslag IB 2023. Zie ook Massaal bezwaar spaarders box 3 (TaxLive.nl, 8 mei 2024).

Let op! De belangenorganisaties (Consumentenbond, Bond voor Belastingbetalers, SRA, NBA, NOB, RB en NOAB) vinden het in bepaalde situaties verstandig zijn om vóór 1 mei 2024 de voorlopige aanslag IB 2023 aan te passen. Deze oproep geldt voor belastingplichtigen die op 1 januari 2023 box 3-vermogen hebben, voornemens zijn om hun aangifte IB 2023 ná 30 april 2024 in te dienen en wiens voorlopige aanslag vóór 8 maart 2024 is opgelegd. Reden voor deze oproep is de verschillen tussen de voorlopige en de definitieve forfaitaire rendementspercentages van bank- en spaartegoeden en van schulden. Als de voorlopige aanslag niet wordt gewijzigd, kan dit betekenen dat belastingrente (7,5% op jaarbasis) verschuldigd is over deze verschillen. Zie ook het bericht op TaxLive.