Of sprake is van een aanhorigheid van een eigen woning is sterk afhankelijk van de feiten en omstandigheden. De beleving die een belastingplichtige daarbij heeft, sluit niet altijd aan bij de fiscale uitleg die een inspecteur of rechter daaraan geven. Dat bleek ook in deze zaak over een herenhuis.

Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat X een te hoog bedrag aan financieringskosten eigenwoningschuld in aftrek heeft gebracht. Een deel van deze kosten heeft namelijk betrekking op leningen die niet kwalificeren als eigenwoningsschuld.

Hof ’s-Hertogenbosch oordeelt dat een man recht heeft op de aftrek van zijn ROW-kosten. Bij de aanslagregeling in een eerder jaar is dit namelijk uitdrukkelijk ter sprake gekomen en de man doet terecht een beroep op het vertrouwensbeginsel.

Gerechtshof oordeelt dat sprake is van misbruik van recht bij de verkoop van een auto door belanghebbende aan haar directeur-grootaandeelhouder. Inspecteur heeft terecht een naheffingsaanslag opgelegd.

Volgens Rechtbank Den Haag maakt de belastingplichtige niet aannemelijk dat het gehele bedrag aan liquide middelen nodig is voor een verbouwing. Hierdoor vormt het overtollige bedrag geen ondernemingsvermogen dat kwalificeert voor de doorschuifregeling aanmerkelijk belang.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat X niet aannemelijk maakt dat leningen zijn omgezet in informele kapitaalstortingen. De inspecteur heeft het verlies uit aanmerkelijk belang juist vastgesteld.

Bij certificering van aandelen in een onroerendezaakrechtspersoon (hierna OZR) verkrijgt een stichting de aandelen en reikt daarvoor certificaten uit. Verkrijging van aandelen in een OZR is een belastbaar feit voor de overdrachtsbelasting. Als de certificaten vereenzelvigd kunnen worden met de aandelen verleent de staatssecretaris een tegemoetkoming onder bepaalde voorwaarden die in een besluit zijn vastgelegd. Bestaat – met een beroep op het gelijkheidsbeginsel ؘ– ook recht op een tegemoetkoming als de economische eigendom van onroerende zaken wordt gecertificeerd? Nee, aldus Rechtbank Noord Holland.

Een werknemer vlucht met zijn gezin uit Oekraïne wegens de oorlog aldaar. Hij houdt zijn huurwoning en een bankrekening in Oekraïne aan en hij betaalt daarvoor de kosten. Vóór de aanvraag 30%-regeling werkt hij op een schip in internationale wateren. Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat hij bij het aangaan van de arbeidsovereenkomst niet in Nederland woont. Hij heeft geen duurzame band van persoonlijke aard met Nederland. Hij kwalificeert daarom als ingekomen werknemer voor toepassing van de 30%-regeling.

Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat de in 2015 betaalde beëindigingsvergoeding van € 5,5 mln. niet ineens ten laste van de winst kan worden gebracht. De vergoeding moet worden geactiveerd en afgeschreven, omdat deze verband houdt met de nieuwe hotelservice-overeenkomst. De rechtbank verwijst naar eerdere arresten van de Hoge Raad, waarin werd bepaald dat kosten die geen rechtstreeks oorzakelijk verband hebben met de verwerving of vervreemding van een deelneming, niet aftrekbaar zijn.

Rechtbank Gelderland oordeelt dat de aandeelhouders van een BV met ingang van 1 januari 2016 verplicht verzekerd zijn voor de werknemersverzekeringen. Volgens de rechtbank is geen sprake van een nagenoeg gelijke verdeling van het aandelenkapitaal.