Er zijn soms zo van die dingen die als je ze verneemt, erover nadenkt en realiseert wat dat dan inhoudt, wel erg lastig te vatten zijn. Een voorbeeld daarvan is de naar mijn overtuiging te beperkte groep van gerechtigden in de vrijstelling van overdrachtsbelasting bij een bedrijfsoverdracht in de familiesfeer. Ik zou er daarom voor willen pleiten om de kring van gerechtigden in de vrijstelling bij bedrijfsoverdracht uit te breiden.

In de wet staat:

In artikel 15, lid 1, onderdeel b WBR is onder bij algemene maatregel van bestuur te stellen voorwaarden van de belasting vrijgesteld de verkrijging door een of meer kinderen, kleinkinderen, broers, zusters, of hun echtgenoten, van een ondernemer van goederen die behoren tot en dienstbaar zijn aan diens onderneming die wat de bedrijfsvoering betreft, in haar geheel (al dan niet in fasen) door de verkrijger of verkrijgers wordt voortgezet. Daarbij wordt met een kind gelijkgesteld een pleegkind en met een broer of zuster gelijkgesteld een halfbroer, halfzuster, pleegbroer of pleegzuster.

Vrijstelling bij bedrijfsoverdracht is een groot goed

Laat ik voorop stellen dat deze vrijstelling een voor de BV Nederland met haar vele familiebedrijven zeer belangrijke en ook zeer nuttige fiscale faciliteit is die ervoor zorgt dat reële bedrijfsoverdrachten mede mogelijk gemaakt kunnen worden. Daarover geen onduidelijkheid!

De faciliteit zorgt er, samen met de faciliteiten in de andere belastingwetten (de doorschuivingsregeling in de inkomstenbelastingsfeer, de BOR voor de schenk- en erfbelasting en de overgang algemeenheid van goederen in de omzetbelasting), voor dat de fiscaliteit geen nodeloze hinderpaal is om de reële bedrijfsopvolging, waarbij de onderneming wordt voortgezet, goed in te kunnen regelen. Daarmee zijn en blijven tevens de toekomstige belastinginkomsten van de overheid gezekerd. Het merendeel van deze inkomsten komt immers uit de loon- en omzetbelasting en daarvoor is het nu eenmaal essentieel dat er bedrijven zijn die mensen in dienst hebben.

Beperkte kring van personen

Wat de bepaling van artikel 15, lid 1, onderdeel b WBR bijzonder maakt is de daarin opgenomen beperkte kring van personen aan wie het bedrijf met een vrijstelling van overdrachtsbelasting voor het vastgoed kan worden overgedragen. De kring van gerechtigden in deze bepaling is kortweg gezegd de (klein)kinderen, de broers en zussen en hun partners.

De consequentie van deze beperkte groep van gerechtigden is dat de ondernemer zijn onderneming dus niet met een vrijstelling van overdrachtsbelasting kan overdragen aan zijn eigen partner. Ongelofelijk maar waar! Kwalificeert de partner dan per definitie niet om ondernemer te zijn? Lijkt me toch wel en in elk geval zeker niet iets om van tevoren direct uit te sluiten. Is een dergelijke overdracht niet legitiem? Dat lijkt me op voorhand ook zeer vreemd om aan te nemen.

Nu is het natuurlijk zo dat dit enkel een probleem vormt indien de partners op huwelijkse voorwaarden zijn getrouwd, immers ingeval van gemeenschap van goederen leidt een overdracht in dat geval niet tot een verkrijging voor de overdrachtsbelasting, toch is de uitsluiting van de eigen partner van de genoemde vrijstelling in mijn ogen uiterst vreemd. Temeer als je je bedenkt dat een overdracht naar de partner van de broer, de zus of het kind wel mogelijk is. Oftewel, ik kan de onderneming met een vrijstelling van overdrachtsbelasting overdragen naar de partner van mijn broer, maar niet aan mijn eigen partner. Dat is aan de keukentafel toch wel heel erg slecht te verkopen!

Overdrachten in de derde graad

De vrijstelling van artikel 15, lid 1, onderdeel b WBR is ook niet van toepassing bij de bedrijfsoverdracht in de oom/neef-verhouding. De praktijk redt zich in die situatie dan soms nog wel door de bedrijfsoverdracht in twee fasen te regelen. De overdracht vindt alsdan eerst van broer tot broer plaats om vervolgens later de bedrijfsoverdracht naar het kind te regelen. Je kunt je terdege afvragen of dergelijke U-bochten wel nodig zouden moeten zijn.

Kind aan ouder overdracht

De vrijstelling van artikel 15, lid 1, onderdeel b WBR geldt ook niet als de ouder de onderneming met vastgoed erin van het kind verkrijgt. Dit is met name vervelend indien de onderneming wordt (terug)overgedragen van een kind aan zijn ouder(s), bijvoorbeeld omdat de samenwerking niet blijkt te werken of doordat het kind second thoughts krijgt.

In zo’n situatie heeft het de voorkeur om bij de eerste fase van de bedrijfsoverdracht, het aangaan van een VOF of een maatschap, niet te kiezen voor de gefaseerde vrijstelling van art. 15, eerste lid, onderdeel b WBR, maar de vrijstelling op grond van art. 15, eerste lid, onderdeel e WBR toe te passen. Door deze vrijstelling te kiezen kan bij een eventuele terugoverdracht gedurende de periode van de personenvennootschap die overdracht dan zonder heffing van overdrachtsbelasting plaatsvinden en wel met toepassing van art. 15, eerste lid, onderdeel f WBR.

Heeft de bedrijfsoverdracht aan het kind al geheel plaatsgevonden (de ouders zijn uit de personenvennootschap getreden) en dient dan een terugoverdracht plaats te vinden dan is die weg uiteraard afgesloten.

Kring van gerechtigden mag wel wat ruimer

De kring van gerechtigden in de vrijstelling bij bedrijfsoverdracht van art. 15, eerste lid, onderdeel b WBR mag wat mij betreft wel een stuk ruimer. De eigen partner, de ouders, de ooms en tantes met de neven en nichten passen wat mij betreft prima in het rijtje. Dit temeer omdat de vrijstelling in het verleden ook meermaals is uitgebreid. De vrijstelling was oorspronkelijk namelijk alleen van toepassing op de verkrijging van een bedrijf met vastgoed erin door kinderen van hun ouders. Later is de familiekring uitgebreid met de kleinkinderen, de broers en zusters, of hun echtgenoten. De laatste wijziging dateert van 2006.

Hoog tijd dus om deze kring weer wat 'bij te punten' en de vrijstelling bij bedrijfsoverdracht ook open te stellen voor de eigen partner, de ooms en tantes met de neven en nichten, en mogelijk ook voor de ouders. Je kunt de groep van gerechtigden zelfs nog breder stellen en deze vrijstelling aan laten sluiten bij de doorschuifregeling in de inkomstenbelasting en de bedrijfsoverdrachtregeling in de schenk- en erfbelasting waardoor de vrijstelling ook voor derden in beeld kan komen.

Vrijstelling voor de partner en liever voor meer!

Ik zou er voor willen pleiten om de kring van gerechtigden in de vrijstelling bij bedrijfsoverdracht uit te breiden, in ieder geval met de partner van de ondernemer zelf. Hij of zij kan het thuis toch niet verkopen dat het bedrijf overgedragen kan worden naar de partner van zijn of haar broer c.q. zus, maar niet aan zijn of haar eigen partner. Ik zie de huwelijkse problemen al ontstaan. Count my partner out kan dan een veel bredere betekenis krijgen, hetgeen we toch niet moeten willen met z’n allen!

Informatiesoort: Column

Focus: Focus

Rubriek: Schenk- en erfbelasting

Dossiers: Agro

1446

Gerelateerde artikelen