Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat X de grenzen der redelijkheid overschrijdt door een bedrag van € 250.000 vanaf 1 januari 2014 tot het ondernemingsvermogen te rekenen. Dit bedrag staat namelijk op de bankrekeningen die tot het privévermogen van X behoren.

X oefent zijn werkzaamheden als zelfstandig gevestigd belastingadviseur uit in de vorm van een eenmanszaak. Vanaf 2014 rekent hij een bedrag van € 250.000 aan liquide middelen toe aan zijn ondernemingsvermogen. Nadat de inspecteur hierover informatie bij X inwint, legt hij IB-navorderingsaanslagen op aan X en tevens een boete.

Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat X de grenzen der redelijkheid overschrijdt door een bedrag van € 250.000 vanaf 1 januari 2014 tot het ondernemingsvermogen te rekenen. Dit bedrag staat namelijk op de bankrekeningen die tot het privévermogen van X behoren en is dus met privévermogen vermengd. Niet van belang is dat X in de toekomst mogelijk uitgaven ten behoeve van zijn eenmanszaak zal doen. Dat X in 2016 een woon-praktijkpand heeft gekocht is ook niet van belang, omdat hij niet aannemelijk maakt dat hij uiterlijk 1 januari 2016 een concreet voornemen had om tot de rendementsgrondslag gerekende gelden op korte termijn aan te wenden voor een investering ten behoeve van zijn onderneming. De inspecteur heeft het bedrag dan ook terecht tot de heffingsgrondslag van box 3 gerekend. De boete wordt nog wel vernietigd omdat de inspecteur niet overtuigend aantoont dat X (voorwaardelijk) opzet dan wel grove schuld kan worden verweten.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 5.2

Wet inkomstenbelasting 2001 3.8

Instantie: Hof 's-Hertogenbosch

Rubriek: Inkomstenbelasting

Informatiesoort: VN Vandaag

Editie: 31 augustus

827

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen