Op donderdag 14 juli verschijnt nummer 7439. In deze aflevering zijn de volgende bijdragen opgenomen:

  • Prof. mr. R.J. de Vries en mr. T. Chrispijn - Kan de tegenbewijsregeling van art. 10a lid 3 Wet VPB 1969 de ­toepassing van fraus legis in de sfeer van renteaftrek blokkeren?
    In deze bijdrage beantwoorden de auteurs de vraag of fraus legis/de meerwegenleer in de renteaftreksfeer kan worden toegepast ingeval een belastingplichtige zich succesvol kan beroepen op de tegenbewijsregeling van art. 10a lid 3 Wet VPB 1969. Ter beantwoording van deze vraag zetten de auteurs eerst het kader van fraus legis (meer specifiek: de meerwegenleer) en de prudente toepassing hiervan door de Hoge Raad uiteen, alvorens in te gaan op de ruimte die de wetgever en de Hoge Raad overlaten voor de toepassing van fraus legis casu quo de meerwegenleer in relatie tot de Wet VPB 1969 in zijn algemeenheid naast art. 10a lid 3 Wet VPB 1969. In dat kader wordt eveneens de recente aanpassing van het art. 10a-beleidsbesluit besproken. Na hun analyse komen de auteurs tot de conclusie dat als een belastingplichtige zich met succes kan beroepen op de tegenbewijsregeling van art. 10a lid 3 Wet VPB 1969, voor de bestuursrechter geen ruimte bestaat voor de toepassing van fraus legis/de meerwegenleer in relatie tot de Wet VPB 1969 in zijn algemeenheid.
  • Dr. S-E. Bärsch en mr. R.P.F.M. Hafkenscheid - Het bepalen van een zakelijke rente op groepsleningen vanuit een Duitse invalshoek
    Het Duitse Bundesfinanzhof, de hoogste Duitse belastingrechter, heeft in twee arresten beslist over de bepaling van een zakelijke rente op interne leningen. In de uitspraken benadrukt het rechtscollege de rol van de comparable uncontrolled price methode (‘CUP’) als belangrijke verrekenprijsmethode. Ook meent het hof dat groepsondersteuning (implicit support) niet te snel mag worden aangenomen. De auteurs behandelen de uitspraken uitgebreid, geven duiding aan verschillende onderdelen, en gaan in op het belang van deze Duitse jurisprudentie voor de interpretatie en toepassing van het arm’s length-beginsel in de Nederlandse context.
  • F.M. Witpeerd - Formeel geneuzel: excessief formalisme in het belastingrecht
    Verslag afscheidssymposium raadsheer mr. A.F.M.Q. Beukers-van Dooren.
  • Rubriek Parlementair

Binnenkort in het Weekblad

Hybride entiteiten onder het MLI en het belastingverdrag Nederland – België

Sinds 1 januari 2022 is het Multilateraal Instrument (MLI) van toepassing op het belastingverdrag Nederland – België. In deze bijdrage gaat H. de Ruijter MSc in op de twee specifieke protocolbepalingen van dit verdrag die situaties van dubbele (niet-)heffing beogen op te lossen bij zogeheten hybride entiteiten. In de relatie tussen Nederland en België is daarvan onder meer sprake bij de VOF of CV. Deze protocolbepalingen zijn vervangen door de toepassing van artikel 3 MLI. Het is daarbij maar de vraag of het MLI op dit punt een verbetering brengt.

Bron: WFR-signalering

Producten: WFR-signaleringen

22