Op donderdag 17 november 2022 verschijnt nummer 7454. In deze aflevering zijn de volgende bijdragen opgenomen:

  • Mr. R.P.F.M. Hafkenscheid - Enige opmerkingen bij het Verrekenprijsbesluit 2022
    In dit artikel over het Verrekenprijsbesluit 2022, het eerste in een serie van drie, gaat de auteur in op een aantal algemene standpunten van de staatssecretaris, bijvoorbeeld over de status van de OESO-richtlijnen voor de Nederlandse heffing en de vraag of de OESO-richtlijnen terugwerkende kracht hebben. Ook wordt ingegaan op het standpunt dat verrekenprijsaanpassingen gemaakt zouden kunnen worden in afwijking van de OESO-richtlijnen in situaties waarin geen corresponderende heffing plaatsvindt. De auteur bepleit verder een ruimer gebruik van de discounted cashflow-methode bij de beoordeling van de zakelijkheid van operationele transacties in een supply chain. Ten slotte gaat de auteur in op de invloed van risk control op verrekenprijzen in situaties dat het hoofdkantoor sterk betrokken is bij (grote risicovolle) investeringen door groepsvennootschappen. Hij meent dat deze situaties onnauwkeurig zijn afgebakend van dienstverlening binnen concern.
  • S.H.J.P. Adriaans LLM en dr. L.C. van Hulten - De PPT en het normvereiste
    Veel situaties vallen potentieel binnen het bereik van de Principal Purpose Test (PPT) zoals opgenomen in het OESO-modelverdrag. Als aan het normvereiste wordt voldaan, is deze antimisbruikbepaling evenwel niet van toepassing. Deze bijdrage draait daarom om de volgende vraag: hoe ruim is het normvereiste bij toepassing van de PPT?
  • S.C.A. Claessen MSc en mr. S.A. Tijl - Enkele knelpunten bij liquidatieverliezen in tussenhoudstersituaties
    In deze bijdrage wordt ingegaan op knelpunten in de praktijk bij toepassing van de liquidatieverliesregeling op gelaagde structuren. De auteurs analyseren deze knelpunten, dragen mogelijke oplossingsrichtingen aan voor belastingplichtigen en doen enkele aanbevelingen aan de wetgever en de beleidsmaker.
  • Rubriek Parlementair

Binnenkort in het Weekblad

Onzekerheid btw-vrijstelling pensioenfondsen duurt voort

De afgelopen jaren is er veel te doen geweest over de vrijstelling van btw voor vermogensbeheer door pensioenfondsen. Concreet gaat het om facturen voor vermogensbeheerdiensten die door vermogensbeheerders aan pensioenfondsen worden verstrekt. Tot voor kort was de geldende jurisprudentie op dit punt redelijk duidelijk: alleen pensioenfondsen die een beschikbare premieregeling uitvoeren komen voor die vrijstelling in aanmerking. Onlangs heeft Rechtbank Gelderland prejudiciële vragen gesteld over dit onderwerp. Hierdoor is de tot voor kort bestaande duidelijkheid verdwenen. Daarnaast wordt het wetsvoorstel Wet toekomst pensioenen (Wtp) momenteel door het parlement behandeld. De Wtp zal grote invloed hebben op de vrijstelling van btw voor vermogensbeheer. In dit artikel analyseren dr. B. Dieleman en dr. E.A.P. Schouten CPC de vrijstelling van btw voor vermogensbeheer door pensioenfondsen. Zij behandelen de geldende wetgeving en de relevante jurisprudentie. Verder analyseren zij de prejudiciële vragen en bespreken de gevolgen van de Wtp.

Belastbaarheid van boekwinsten op bedrijfsmiddelen (1916-1925): een Gordiaanse knoop ontrafeld

De rechtspraak van de Hoge Raad – in de periode 1916-1925 – over de belastbaarheid van boek-winsten op bedrijfsmiddelen, toont een stapsgewijze evolutie in zijn rechtsleer. Die ontwikkeling werd uitgelokt door de rechtsongelijkheid van particuliere ondernemers en lichamen, die de Oorlogs-winstbelasting (1916) zichtbaar maakte. Met de aanvaarding door de cassatierechter van een ruime winstopvatting, werd een belangrijke stap gezet naar het hedendaagse fiscale winstbegrip. Mr. drs. E.R. Koster RC gaat hier verder op in.

Producten: WFR-signaleringen

9