Advocaat-Generaal IJzerman concludeert dat er geen ruimte is voor doorbreking van het wettelijke stelsel voor het kunnen instellen van beroep in cassatie. De A-G wijst daarbij op de civiele en fiscale jurisprudentie en de wetsgeschiedenis.

Naar aanleiding van een tip, dat X helemaal niet naar Zwitserland is geëmigreerd, legt de inspecteur een IB-navorderingsaanslag 2011 op aan X. Hangende de beroepsprocedure overlegt de inspecteur stukken en doet daarbij een beroep op (gedeeltelijke) geheimhouding. De geheimhoudingskamer van Rechtbank Gelderland oordeelt dat de beperking van de kennisneming van de stukken en daarmee de geheimhouding van de identiteit van de tipgever en een derde die op initiatief van de Inspecteur is benaderd, gerechtvaardigd is. De rechtbank verklaart het beroep vervolgens ongegrond. De inspecteur weigert ook in hoger beroep de (niet-geschoonde) stukken te overleggen en de identiteit van de tipgever en de derde te openbaren. De geheimhoudingskamer van Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de inspecteur de identiteit van de tipgever en de derde niet hoeft te openbaren. De inbreuk op de privacy van de tipgever en de derde weegt aanzienlijk zwaarder dan het verdedigingsbelang van X bij kennisneming van de identiteit van deze personen en de door de derde overgelegde stukken. Het hof stelt X in de gelegenheid om het hof te berichten of zij erin toestemt dat het hof uitspraak doet mede op basis van de stukken waarvoor de beperkte kennisneming gerechtvaardigd is en wijst er op dat tegen tussenbeslissingen slechts kan worden opgekomen tegelijkertijd met het beroep in cassatie tegen de einduitspraak. X wacht deze beslissing niet af en gaat in cassatie tegen de beslissing van de geheimhoudingskamer. Volgens X is de geheimhoudingskamer buiten het toepassingsgebied getreden van het beroep op geheimhouding en zijn ook inhoudelijke stellingen al beoordeeld.

Advocaat-Generaal IJzerman concludeert dat er geen ruimte is voor doorbreking van het wettelijke stelsel voor het kunnen instellen van beroep in cassatie. De A-G wijst daarbij op de civiele en fiscale jurisprudentie en de wetsgeschiedenis. Voor toepassing van de doorbrekingsjurisprudentie is geen plaats wanneer tegen een tussenbeslissing naderhand nog kan worden opgekomen in cassatie tegelijkertijd met het beroep in cassatie tegen de einduitspraak van het hof. De A-G adviseert de Hoge Raad om het beroep in cassatie van X niet-ontvankelijk te verklaren.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet inzake rijksbelastingen 4

Algemene wet bestuursrecht 8:29

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting, Fiscaal bestuurs(proces)recht

Instantie: Hoge Raad (Advocaat-Generaal)

Editie: 11 april

17

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen