Rechtbank Oost-Brabant wijst in civiel kort geding de vorderingen van de advocaten deels toe en verklaart deze uitvoerbaar bij voorraad. Alle interne besluiten over hoe rechtmatig om te gaan met mogelijke geheimhouderinformatie, moet de Staat voortaan deugdelijk en volledig openbaar maken.
De Box-groep houdt zich bezig met vermogensbeheer. Vanaf 2013 loopt een strafrechtelijk onderzoek tegen deze groep en haar bestuurders onder de codenaam Castor. In maart 2015 volgt in dat kader een doorzoeking en inbeslagname bij de groep, die vervolgens twee advocaten van Stibbe inhuurt en het OM daarvan in kennis stelt. In september 2015 vordert de FIOD namens het OM dat een internetprovider al het betreffende e-mailverkeer, bestaande uit circa 2 mln. bestanden, in kopie verstrekt. Twee FIOD-medewerkers nemen vervolgens inhoudelijk kennis van e-mails die afkomstig zijn van- of bestemd zijn voor Stibbe. De FIOD krijgt hieruit de indruk dat het verschoningsrecht door Stibbe wordt misbruikt. Er is namelijk voorgesteld om een accountantskantoor (BDO) onderzoek bij de groep te laten doen, zodat dit ook onder het verschoningsrecht zou vallen. Na cassatie (HR 7 september 2018, 17/05787, NJB 2018/1654) en verwijzing mag de Box-groep alsnog twee officieren van justitie, twee FIOD-medewerkers en vijf belastingambtenaren als getuige horen. Er lopen nog procedures over de vraag of die getuigen zich vervolgens terecht op het fiscale verschoningsrecht beroepen. In het onderhavige civiele kort geding vorderen de advocaten en twee verenigingen van strafrechtadvocaten onder meer miljoenen aan dwangsommen als de Staat het verschoningsrecht van advocaten blijft schenden.
Rechtbank Oost-Brabant oordeelt dat de verenigingen geen spoedeisend belang hebben, zodat hun vorderingen niet-ontvankelijk worden verklaard. De vorderingen van de advocaten worden deels toegewezen en zijn uitvoerbaar bij voorraad. Als een opsporingsambtenaar in de toekomst kennis neemt van mededelingen waarvan hij weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat deze zijn gedaan door of aan een geheimhouder, dan moet de officier van justitie hiervan onverwijld in kennis worden gesteld. Deze officier zorgt er vervolgens voor dat de betreffende processen-verbaal en dergelijke worden vernietigd. De vernietiging moet zodanig zijn dat deze gegevens niet meer kunnen worden gebruikt in het strafproces en deze mogen ook niet meer kenbaar worden gemaakt, tenzij daar een voorafgaand en onherroepelijk rechterlijk oordeel aan ten grondslag ligt. Alle interne besluiten over hoe om te gaan met mogelijke geheimhoudersinformatie moet de Staat voortaan ook deugdelijk en volledig openbaar maken.
Wetsartikelen:
Wetboek van Strafvordering 126ug
Wetboek van Strafvordering 126ng
Algemene wet inzake rijksbelastingen 67
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Rechtbank Oost-Brabant
Editie: 11 april