Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat X bv geen recht heeft op toepassing van de VPB-vrijstelling voor zorginstellingen. Zij voldoet namelijk niet aan de winstbestemmingseis. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
X bv verzorgt professionele ondersteuning bij een stoppen-met-rokenprogramma. Zij is van mening dat zij in aanmerking komt voor de VPB-vrijstelling van art. 5 lid 1 onderdeel c Wet VPB 1969. In haar VPB-aangifte verantwoordt X bv een belastbare winst van nihil. De inspecteur is echter van mening dat X bv geen recht heeft op de vrijstelling en corrigeert de winst met € 87.000.
Hof Arnhem-Leeuwarden (V-N 2020/65.1.4) oordeelt dat X bv geen recht heeft op toepassing van de VPB-vrijstelling van art. 5 lid 1 onderdeel c Wet VPB 1969. Zij voldoet namelijk niet aan de winstbestemmingseis van art. 4 Uitv. besl. VPB. Het hof wijst er daarbij op dat uit de statuten van X bv volgt dat de winst ter vrije beschikking staat van de algemene vergadering. Dit brengt mee dat X bv, na het beëindigen van de medische werkzaamheden, de opgebouwde winstreserves aan haar aandeelhouder kan uitkeren. Ook wijst het hof er op dat na ontbinding het overgebleven vermogen vrijelijk kan worden aangewend. De winst van X bv kan dan ook worden aangewend voor andere doeleinden dan uitkeringen ten bate van een vrijgesteld lichaam of een algemeen maatschappelijk belang in de zin van art. 5 lid 1 onderdeel c Wet VPB 1969. Ook het beroep op een overgangsregeling wordt verworpen. Daarbij is onder andere van belang dat X bv de winstreserves in 2019, na een statutenwijziging, heeft uitgekeerd en de reserves bij haar niet-kwalificerende aandeelhouder terecht zijn gekomen.
X gaat in cassatie, maar legt geen toereikende volmacht over. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Wetsartikelen:
Uitvoeringsbesluit vennootschapsbelasting 1971 4
Wet op de vennootschapsbelasting 1969 5