De Hoge Raad oordeelt dat het hof ten aanzien van de valsheid van de afleveringsbewijzen niet zonder meer had mogen uitgaan van hetgeen door de strafrechter ten laste van A bewezen is verklaard. Het hof had zich zelfstandig een oordeel moeten vormen over afleveringsbewijzen.

Belanghebbende, X bv, exploiteert een pluimveebedrijf. Naar aanleiding van een onderzoek stelt de inspecteur vast dat X bv in 2000 een kleinere hoeveelheid mest, houdende fosfaat en stikstof, heeft doen afvoeren dan zij in haar aangifte heeft verwerkt. A, de bestuurder van X bv, is ook strafrechtelijk vervolgd en veroordeeld voor valsheid in geschrifte, met betrekking tot afleveringsbewijzen die aantoonden dat mesttransporten naar het buitenland hebben plaatsgevonden. De inspecteur legt naheffingsaanslagen verfijnde fosfaatheffing en stikstofheffing op aan X bv. Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat X bv niet aan haar administratieve verplichtingen heeft voldaan en dat er sprake is van valse afleveringsbewijzen. Het hof wijst daarbij op de strafrechtelijke veroordeling van A.

De Hoge Raad oordeelt dat het hof ten aanzien van de valsheid van de afleveringsbewijzen niet zonder meer had mogen uitgaan van hetgeen door de strafrechter ten laste van A bewezen is verklaard. De Hoge Raad wijst er op dat X bv gemotiveerd de door de inspecteur gestelde valsheid van de afleveringsbewijzen heeft betwist. Het hof had zich volgens de Hoge Raad dan zelfstandig een oordeel moeten vormen over de juistheid van de stelling van de inspecteur. De Hoge Raad verwijst de zaak naar Hof Arnhem-Leeuwarden.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet inzake rijksbelastingen 52

Algemene wet inzake rijksbelastingen 27e

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Milieuheffingen

Instantie: Hoge Raad

Editie: 11 augustus

4

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen