Rechtbank Den Haag oordeelt dat de inspecteur beschikt over een nieuw feit om na te vorderen over de niet-aangegeven banktegoeden.

Aan belanghebbende, X, worden aanslagen IB/PVV 2010 t/m 2012 opgelegd conform de ingediende aangiften. In de aanslagregeling 2013 komt de inspecteur tot de ontdekking dat X drie bankrekeningen niet heeft aangegeven in de jaren 2010 t/m 2012. De inspecteur legt vervolgens de thans in geschil zijnde navorderingsaanslagen IB/PVV op over de jaren 2010 t/m 2012.

Rechtbank Den Haag oordeelt dat de inspecteur beschikt over een nieuw feit om na te vorderen over de niet-aangegeven banktegoeden. De banken hebben onjuiste dan wel geen informatie aan de Belastingdienst verstrekt over de bankrekeningen. Pas na het vaststellen van de aanslagen is de inspecteur hiervan op de hoogte geraakt. De inspecteur heeft met deze informatie bij het opleggen van de primitieve aanslagen geen rekening kunnen houden. Deze feiten hadden de inspecteur ook redelijkerwijs niet eerder bekend kunnen zijn. Er waren namelijk geen bijzondere omstandigheden die de inspecteur aanleiding hadden moeten geven om te twijfelen aan de juistheid van de gegevens in de aangiften. Het feit dat X een aantal maal heeft verzocht om uitstel voor het indienen van de aangifte, hoefde voor de inspecteur geen aanleiding te zijn om een nader onderzoek in te stellen. Het beroep van X is ongegrond.

Lees ook het thema Navordering.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet inzake rijksbelastingen 16

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting

Instantie: Rechtbank Den Haag

Editie: 14 april

6

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen