Twee broers die elk voor 25% eigenaar en medebewoner zijn van een gebouw kwalificeren niet als fiscaal partners als sprake is van twee zelfstandige woonruimten. De broers zijn dan niet mede-eigenaar van dezelfde woning. Als sprake is van één woning ontstaat fiscaal partnerschap als de broers staan ingeschreven op hetzelfde woonadres in de basisregistratie personen. Dat staat in een standpunt van de Kennisgroep inkomstenbelasting niet-winst.

Twee broers zijn elk voor 25% eigenaar en medebewoner van een gebouw. De ouders zijn voor 50% mede-eigenaar van het gebouw en wonen daar ook. Ze schrijven zich in bij de basisregistratie personen op het adres van het gebouw. Het gebouw wordt niet kadastraal gesplitst in zelfstandige woonruimten. Tussen de broers is geen sprake van geregistreerd partnerschap, een notarieel samenlevingscontract of een aanmelding als elkaars partner voor de toepassing van een pensioenregeling. Ook voeren zij geen gezamenlijke huishouding met elkaar of met de ouders. Voor de vraag of de broers samen een woning hebben en worden aangemerkt als fiscaal partner als bedoeld in art. 1.2 lid 1 onderdeel d Wet IB 2001, is het van belang of hun beiden woonruimten als één woning wordt aangemerkt. Bij de beoordeling of sprake is van één of meerdere zelfstandige woningen spelen de feiten en omstandigheden een belangrijke rol. Het feitelijk gebruik van de woning(en) is hierbij niet van belang. Feiten en omstandigheden die erop wijzen dat bouwtechnisch en wat betreft gebruiksmogelijkheden sprake is van meerdere zelfstandige woningen zijn: de woningen beschikken over geheel eigen voorzieningen, zoals een eigen voordeur, ingang, keuken, één of meer badkamers en één of meer toiletten. Of de woning een eigen adres heeft, is niet relevant.

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 1.2

[Nieuwsbron] [Nieuwsbron]

Rubriek: Inkomstenbelasting

Regelgevende instantie: Belastingdienst

Editie: 6 mei

Informatiesoort: VN Vandaag

371

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen