Een renteschuld die is ontstaan op basis van een onderhandse renteafspraak komt bij het overlijden van de langstlevende echtgenoot in mindering op diens nalatenschap, als de renteafspraak is opgenomen in de tijdig ingediende aangifte erfbelasting van de eerst stervende echtgenoot. Dat staat in een standpunt van de Kennisgroep successiewet.

A overlijdt zonder een testament te hebben gemaakt. Zijn echtgenoot B en hun twee kinderen P en Q erven volgens de wettelijke verdeling. De erfgenamen maken een onderhandse renteafspraak. De onderbedelingsvorderingen van P en Q op B, vermeerderd met een samengestelde rente van 3%, zijn opeisbaar zodra B failliet wordt verklaard, overlijdt of in de schuldsanering komt. De renteafspraak wordt vermeld in de tijdig ingediende aangifte erfbelasting bij het overlijden van A. Vijf jaar later overlijdt B. B heeft tijdens leven de overbedelingsschuld niet afgelost en de rente niet betaald. De rente is een schuld van de langstlevende echtgenoot omdat de renteafspraak is opgenomen in de tijdig ingediende aangifte erfbelasting van de eerst stervende echtgenoot. Over niet-tijdig gemaakte renteafspraken merkt de kennisgroep op dat het voordeel hieruit geacht wordt krachtens schenking te zijn verkregen.

Wetsartikelen:

Burgerlijk Wetboek Boek 7 7:177

Burgerlijk Wetboek Boek 4 4:13

Successiewet 1956 1

[Nieuwsbron]

Rubriek: Schenk- en erfbelasting

Regelgevende instantie: Belastingdienst

Editie: 6 mei

Informatiesoort: VN Vandaag

642

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen