Hof 's-Hertogenbosch oordeelt in hoger beroep dat X bv in het startjaar 2014 toch als een grote werkgever is te beschouwen. Weliswaar ontbreekt bij haar een premieplichtig loon in 2012 maar dat betekent niet dat zij daardoor niet in aanmerking kan komen voor de regeling van grote startende werkgevers.

X bv is opgericht in 2013. Eind 2013 meldt zij zich aan als nieuwe werkgever bij de Belastingdienst. Zij is voor de werknemersverzekeringen ingedeeld in sector 52 (uitzendbedrijven). De activiteiten van X bv zijn geheel nieuw opgestart, dus niet afkomstig van een andere onderneming. Voor 2014 maakt X bv melding van een te verwachten premieplichtig loon van meer dan € 4 miljoen (grote werkgever). In geschil is of X bv door de inspecteur desondanks terecht is aangemerkt als kleine werkgever, waardoor haar gedifferentieerde premiepercentage Werkhervattingskas 5,40% is en geen 1,03%. Volgens Rechtbank Zeeland-West-Brabant beroept X bv zich terecht op de tekst en toelichting van het Besluit gedifferentieerde premie Werkhervattingskas 2014 (Stcrt. 2013, nr. 24667). Bij X bv is hierdoor namelijk het in rechte te beschermen vertrouwen gewekt dat zij wel een grote werkgever is. De inspecteur beroept zich in hoger beroep op art. 2.5 van het Besluit. Hierin staat dat het premieplichtig loon van 2012 bepalend is. In casu is dat nul, zodat X bv voor 2014 altijd een kleine werkgever is.

Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat X bv toch als een startende grote werkgever is te beschouwen. Weliswaar ontbreekt bij haar een premieplichtig loon in 2012 maar dat betekent niet dat zij daardoor niet in aanmerking kan komen voor de in art. 2.17 opgenomen regeling. Niet in geschil is namelijk dat X bv voor 2014 een premieplichtig loon van meer dan € 4 niljoen verwachtte. Art. 2.17 is een specifieke regeling voor de startende grote werkgever. Het standpunt van de inspecteur zou tot het ongerijmde gevolg leiden dat startende grote werkgevers nooit in aanmerking kunnen komen voor het lage percentage. Anders dan de rechtbank, wordt voorts nog overwogen dat X bv zich niet kan beroepen op de toelichting. Deze uitlatingen zijn namelijk niet gedaan in het kader van de uitvoering van de belastingwet, maar in de hoedanigheid van (mede)wetgever (vgl. HR 8 augustus 2008, nr. 42.946, V-N 2008/40.23). Het beroep van de inspecteur is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet financiering sociale verzekeringen 38

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Premieheffing

Instantie: Hof 's-Hertogenbosch

Editie: 19 juni

4

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen