X is eigenaar van een tussenwoning in de gemeente Zwijndrecht. In geschil is de WOZ-beschikking van het jaar 2020 van € 285.000. Volgens X is de gehanteerde indexering niet inzichtelijk. In de uitspraak op bezwaar staat dat het indexeringssysteem GBD-Xenon-HPI is toegepast. Rechtbank Rotterdam oordeelt dat de enkele verwijzing naar de naam van het systeem - dat niet algemeen bekend is en niet traceerbaar op internet - onvoldoende is. De uitspraak op bezwaar wordt vernietigd, maar de rechtsgevolgen blijven in stand. De WOZ-waarde is door de heffingsambtenaar namelijk wel aannemelijk gemaakt. X stelt in hoger beroep dat de rechtbank voor de proceskosten ten onrechte is uitgegaan van wegingsfactor 0,5 (licht).
Hof Den Haag oordeelt dat de bevoegdheid tot matiging van de proceskostenvergoeding slechts in uitzonderlijke gevallen mag worden gebruikt. De enkele omstandigheid dat X gedeeltelijk in het gelijk is gesteld, is onvoldoende. Het geschil betrof ook geen kwestie van ondergeschikt belang. De rechtbank heeft voorts ten onrechte het lage forfait toegepast. Het beroep van X is gegrond. X krijgt geen bezwaarkostenvergoeding, omdat de rechtsgevolgen van de uitspraak op bezwaar niet zijn herroepen. Voor de zaak in eerste aanleg krijgt X € 1674 en voor het hoger beroep € 418,50 met wegingsfactor 0,5 (licht) omdat het geschil is beperkt tot de proceskosten.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 8:75
Algemene wet bestuursrecht 7:15
Instantie: Hof Den Haag
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht
Editie: 5 oktober
Informatiesoort: VN Vandaag