Bij toepassing van een fictiebepaling in de Successiewet kan eerder betaalde schenkbelasting worden verrekend, ongeacht of sprake is van een schenking-vrij-van-recht. Het gaat daarbij om de schenkbelasting die is betaald over wat later op grond van een fictiebepaling in de erfbelasting wordt betrokken. Dit blijkt uit het standpunt van de Kennisgroep successiewet.
Een fictiebepaling heeft tot doel om iets dat niet onder het bereik van de Successiewet valt, als verkrijging voor de wet aan te merken. Bij de verrekening van eerder betaalde schenkbelasting staat de grondslag van de fictie voor de erfbelasting centraal. De eerder betaalde schenkbelasting kan in mindering komen op de erfbelasting, mits de schenkbelasting is betaald over wat later op grond van de fictiebepaling in de erfbelasting wordt betrokken. Daarbij maakt het niet uit dat de schenking vrij-van-recht was en de schenkbelasting niet op de verkrijger drukt. Als het vrij-van-recht-element geen deel uitmaakt van de grondslag van de fictieve verkrijging voor de erfbelasting, kan de eerder over dat element betaalde belasting niet in mindering komen.
In de voorgelegde casus schenkt A vrij-van-recht in het jaar 2010 aan B de bloot eigendom van een boomgaard en behoudt zelf het vruchtgebruik. Na drie jaar overlijdt A en is erfbelasting verschuldigd over de volle waarde van de boomgaard. De fictie van art. 10 SW 1956 is niet over het vrij-van-recht-element van toepassing, omdat daarover geen vruchtgebruik is voorbehouden. Daarom komt alleen de betaalde schenkbelasting over de waarde van de bloot eigendom van de boomgaard in mindering op de verschuldigde erfbelasting.
Wetsartikelen: