Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat het binnen de Wet rechtsherstel box 3 geldende forfaitaire stelsel in strijd is met artikel 1 EP bij het EVRM. Het nieuwe stelsel is weliswaar op het onderdeel banktegoeden aangepast, maar voor de categorie overige bezittingen is niets veranderd.
X doet aangifte IB/PVV voor het jaar 2018. Tot zijn grondslag sparen en beleggen behoren spaartegoeden, beleggingen en een tweede woning die niet wordt verhuurd. Naar aanleiding van het Besluit rechtsherstel box 3 verlaagt de inspecteur de aanslag. X voert aan dat het forfaitaire rendement van 5,38% op de beleggingen en de tweede woning te hoog is. Het werkelijke rendement is veel lager. X heeft geen bezwaar tegen het forfaitaire rendement op zijn spaartegoeden.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat het binnen de Wet rechtsherstel box 3 geldende forfaitaire stelsel in strijd is met artikel 1 EP bij het EVRM. Het nieuwe stelsel is weliswaar op het onderdeel banktegoeden aangepast, maar voor de categorie overige bezittingen is niets veranderd. Ook na invoering van de nieuwe wet bestaat geen redelijke verhouding tussen de belangen die de wetgever heeft willen dienen met het stelsel en de ongelijkheid die wordt veroorzaakt door de vormgeving die de wetgever heeft gekozen voor de verwezenlijking van dat doel. De overwegingen uit het Kerstarrest kunnen onverkort worden toegepast op het stelsel zoals dat met terugwerkende kracht tot 1 januari 2017 is ingevoerd. De rechtbank verleent rechtsherstel door het werkelijk rendement in aanmerking te nemen.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 5.2
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Rubriek: Inkomstenbelasting
Editie: 5 oktober
Informatiesoort: VN Vandaag
Dossiers: Box 3