De Hoge Raad oordeelt dat het tweede bezwaarschrift dat X in reactie op de uitspraak op bezwaar naar de inspecteur heeft gestuurd moet worden aangemerkt als een tijdig ingediend beroepschrift.

X heeft bezwaar gemaakt tegen aanslagen IB/PVV en inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet. De inspecteur doet met dagtekening 15 oktober 2018 uitspraak op het bezwaar. Per brief van 30 oktober 2018 maakt X bij de inspecteur bezwaar tegen deze uitspraak. Op 30 november 2018 stelt X digitaal beroep in tegen deze uitspraak. In geschil is de ontvankelijkheid van het beroep.

De Hoge Raad oordeelt dat het tweede bezwaarschrift dat X in reactie op de uitspraak op bezwaar naar de inspecteur heeft gestuurd moet worden aangemerkt als een tijdig ingediend beroepschrift. Deze brief, die behoorde tot de gedingstukken in de rechtbankprocedures, laat geen andere conclusie toe dan dat X het niet eens is met de uitspraak op bezwaar. Art. 6:15 Awb brengt dan mee dat de inspecteur deze brief als beroepschrift had moeten aanmerken en als zodanig aan de rechtbank had moeten doorzenden. Het oordeel van de rechtbank dat het beroepschrift niet tijdig is ingediend is dan ook onbegrijpelijk. De Hoge Raad verklaart het verzet van X, gericht op de niet-ontvankelijkverklaring van het beroep, alsnog gegrond. De niet-ontvankelijkheid van het beroep komt daarmee te vervallen en de rechtbank moet het beroep nu alsnog inhoudelijk gaan behandelen.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet bestuursrecht 6:15

Algemene wet bestuursrecht 6:7

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting

Instantie: Hoge Raad

Editie: 17 februari

4

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen